Examples of using "Ticket" in a sentence and their dutch translations:
- Ticket, alsjeblieft.
- Ticket, alstublieft.
Vergeet je ticket niet.
Uw kaartje, alstublieft.
Waar is Toms toegangsbewijs?
Waar is het loket?
Het concertticket kost meer dan het bioscoopticket.
Wat is de prijs van een ticket?
- Vergeet je ticket niet.
- Vergeet uw ticket niet.
Hier mijn terugkeerticket.
Uw ticket, alstublieft.
Ik ben mijn kaartje kwijt.
Vergeet het kaartje niet.
Ik heb een kaartje nodig.
Wat is de prijs van een ticket?
Ik heb geen ticket.
Heb je een kaartje?
Hij heeft zijn bioscoopkaartje verloren.
Ik heb mijn ticket al gekocht.
- Het kaartje kost 100 euro.
- Het toegangskaartje kost honderd euro.
Iedere toeschouwer koopt een kaartje.
Pak een ticket voor me.
Wat kostte het kaartje?
- Uw ticket, alstublieft.
- Uw kaartje, alstublieft.
Heb je een retourkaartje gekocht?
Ik liet mijn kaartje bij de deur zien.
Dit kaartje is geldig voor drie dagen.
Waar kan ik een kaartje kopen?
Waar heeft u het ticket gekocht?
Heb je je vliegtuigbiljet?
Het ticket is geldig tot en met maandag.
Ik wil graag een eersteklaskaartje.
Ik zou graag mijn ticket willen annuleren.
Ik wil graag een ticket naar Trier.
Ik heb ze gezegd dat ze me een nieuw ticket moeten opsturen.
Heb je een retourkaartje gekocht?
De kaart is een week geldig.
De kaart is een week geldig.
Dit kaartje is geldig voor drie dagen.
De conducteur is vergeten mijn kaartje te stempelen.
Een enkeltje Birmingham, alstublieft.
Tom kocht een kaartje en ging naar binnen.
Dat kaartje is tot 29 april geldig.
Wanneer heb je het concertkaartje bemachtigd?
Een enkeltje naar Boston, alstublieft.
Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen.
Ik wil morgen een vliegticket kopen.
Mag ik je kaartje?
Kan je ook voor Tom aan een ticket geraken?
- Ik had geen geld om een kaartje te kopen.
- Ik had geen geld om een ticket te kopen.
Zal ik een kaartje voor het concert voor je kopen?
Waar is de kassa?