Translation of "Zondags" in Spanish

Mijn vader tuiniert zondags.

Mi padre arregla el jardín los domingos.

Jumo speelt zondags tennis.

Yumi juega al tenis los domingos.

Moet je zondags werken?

¿Tienes que trabajar el domingo?

Zondags ging hij dikwijls vissen.

A menudo él iba a pescar los domingos.

Zondags blijf ik altijd thuis.

Los domingos siempre me quedo en casa.

- 's Zondags ga ik naar de kerk.
- Zondags ga ik naar de kerk.

Voy a la iglesia los domingos.

- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.
- Ik werk zondags niet.

- El domingo no trabajo.
- No trabajo el domingo.

Zondags ga ik naar de kerk.

Voy a la iglesia los domingos.

Zij gaan zondags naar de kerk.

Van a la iglesia los domingos.

's Zondags ga ik naar de kerk.

Voy a la iglesia el domingo.

's Zondags zijn we niet altijd thuis.

Los domingos no siempre estamos en casa.

Mijn vader gaat 's zondags naar de kerk.

Mi padre va a la iglesia los domingos.

- Werk je op zondag?
- Moet je zondags werken?

¿Tienes que trabajar los domingos?

- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.

No trabajo el domingo.

- Op zondagmorgen staat ze laat op.
- Zondags 's morgens staat ze laat op.

Ella se levanta tarde los domingos por la mañana.