Translation of "Vissen" in Spanish

0.011 sec.

Examples of using "Vissen" in a sentence and their spanish translations:

Slapen vissen?

¿Los peces duermen?

- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.

Fui a pescar.

- Zij houdt van vissen.
- Hij houdt van vissen.
- Zij houdt erg van vissen.

Le encanta pescar.

Veel vissen stierven.

Muchos peces murieron.

Haaien eten vissen.

Los tiburones comen peces.

Vissen is leuk.

Pescar es divertido.

Tom ging vissen.

Tom fue a pescar.

Hij ging vissen.

Él fue a pescar.

Zij kunnen vissen.

Ellas saben pescar.

Sommige vissen vliegen.

Algunos peces vuelan.

Zij gingen vissen.

- Se fueron a pescar.
- Se fueron de pesca.

Ik haat vissen.

- Odio el pescado.
- Odio los peces.

Hij is Vissen.

Es piscis.

Zij is Vissen.

Es piscis.

- Vissen leven in het water.
- Vissen leven in water.

Los peces viven en el agua.

- Zij houdt van vissen.
- Zij houdt erg van vissen.

Le encanta pescar.

- Hij ving drie vissen.
- Hij heeft drie vissen gevangen.

- Él ha pescado tres peces.
- Pescó tres peces.

- Tom is dol op vissen.
- Tom houdt van het vissen.

Tom adora pescar.

Microben, plankton en vissen.

microbios, plancton, peces.

Hun hobby is vissen.

Su afición es la pesca.

Mijn hobby is vissen.

Mi hobby es la pesca.

Tom houdt van vissen.

A Tom le gusta la pesca.

Hij houdt van vissen.

A él le gusta pescar.

Hij vindt vissen leuk.

Le gusta pescar.

Zij houdt van vissen.

Le encanta pescar.

Ze gingen gisteren vissen.

- Ellos fueron de pesca ayer.
- Ayer se fueron de pesca.
- Ayer fueron a pescar.

Hij ving drie vissen.

- Él ha pescado tres peces.
- Él pescó tres peces.

Ik kan niet vissen.

No puedo pescar.

Ik ben gaan vissen.

Fui a pescar.

- Vist u?
- Vissen jullie?

- ¿Pesca usted?
- ¿Pescan ustedes?

- Ik ving gisteren vijf vissen.
- Ik heb gisteren vijf vissen gevangen.

Ayer pesqué cinco peces.

- Ik heb drie vissen gevangen gisteren.
- Ik heb gisteren drie vissen gevangen.

Yo atrapé tres peces ayer.

- Denk jij dat vissen kunnen horen?
- Denkt ge dat vissen kunnen horen?

¿Crees que los peces pueden oír?

Zondags ging hij dikwijls vissen.

A menudo él iba a pescar los domingos.

Vissen leven in de zee.

Los peces viven en el mar.

Vissen leven in het water.

Los peces viven en el agua.

Zij houdt erg van vissen.

Le encanta pescar.

Hoeveel vissen heb je gevangen?

¿Cuántos has pescado?

Ik heb twee rode vissen.

Tengo dos peces rojos.

Het meer zit vol vissen.

El lago está lleno de peces.

Ik hou van het vissen.

Me gusta la pesca.

Sommige vissen ontsnappen aan de netten.

Algunos peces escapan de las redes.

Vissen is niet echt mijn ding.

Pescar simplemente no es mi fuerte.

Denkt ge dat vissen kunnen horen?

¿Crees que los peces pueden oír?

Hij ging vissen in de rivier.

Fue a pescar al río.

Denk jij dat vissen kunnen horen?

- ¿Crees que los peces pueden oír?
- ¿Creés que los peces pueden oír?

Bill gaat om de dag vissen.

Bill va a pescar día por medio.

Ik ben vorige maandag gaan vissen.

Fui a pescar el lunes pasado.

Als jongen ging ik altijd vissen.

Cuando niño siempre iba a pescar.

Dolfijnen en walvissen zijn geen vissen.

Los delfines y las ballenas no son peces.

Tom is nu aan het vissen.

Ahora Tom está pescando.

Kinderen en vissen hebben geen stem.

Los niños y los peces no tienen voz.

Veel vissen zwemmen in de rivier.

En el río nadan muchos peces.

Het oude schip was vol vissen.

El viejo barco estaba lleno de peces.

- Vis jij?
- Vist u?
- Vissen jullie?

- ¿Pesca usted?
- ¿Pescan ustedes?