Translation of "Geef" in Spanish

- Geef het terug!
- Geef terug!

¡Devuélvemela!

- Geef het terug!
- Geef terug.

¡Devuélvelo!

- Geef het op!
- Geef op!

- ¡Ríndete!
- ¡Renuncia!
- ¡Abandonad!

- Geef me antwoord.
- Geef antwoord.

Respondedme.

- Geef het op!
- Geef het op.

Déjalo.

- Geef hem tijd.
- Geef het tijd.

Dale tiempo.

- Geef ze geld.
- Geef hen geld.

Dales dinero.

- Geef het door.
- Geef hem door.

Pásaselo.

Geef antwoord!

- ¡Contéstame!
- ¡Contésteme!
- ¡Contéstenme!
- ¡Contestame!
- ¡Contestadme!

Geef thee.

Dé té.

Geef voorbeelden!

Dé ejemplos.

- Geef me een tip.
- Geef me wat drinkgeld.
- Geef me een fooi.

- Dame una pista.
- Dame una propina.

- Geef me een kans!
- Geef mij een kans.

- ¡Dame una oportunidad!
- Dame una oportunidad.

- Ik geef me over.
- Ik geef me gewonnen.

Me rindo.

- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.

Dame tu número de teléfono.

- Geef Tom een kus.
- Geef Tom een zoen.

Dale un beso a Tom.

- Geef het aan mij!
- Geef het aan mij.

- Dádmelo.
- Démelo.
- Dámelo.
- Dénmelo.

- Geef me antwoord.
- Geef antwoord.
- Antwoord me dit.

- Respóndeme esto.
- Respóndeme.

- Ik geef nooit op.
- Ik geef nooit toe.

- Nunca me rindo.
- No me rindo nunca.

- Geef Tom zijn kleingeld.
- Geef Tom zijn wisselgeld.

Dale a Tom su vuelto.

- Geef mij het, Tom.
- Geef het mij, Tom.

Dámelo, Tom.

Geef me tijd.

Denme tiempo.

Geef geen antwoord!

¡No digas nada!

Geef het terug!

¡Devuélvelo!

Geef niet op!

No te rindas.

Geef me antwoord.

Dame una respuesta.

Tom, geef antwoord!

¡Tom, respóndeme!

Ik geef Frans.

Enseño francés.

Geef nooit op.

Nunca te rindas.

Geef mij water.

Dame agua.

Geef het op!

¡Suéltalo!

Geef hem tijd.

Dale tiempo.

Geef het wachtwoord.

Dé la contraseña.

Geef ze hem.

Dáselos.

Geef Tom antwoord.

- ¡Respóndale a Tomás!
- ¡Respondele a Tomás!
- ¡Respóndanle a Tomás!

Geef ons vrede!

¡Danos paz!

Geef ze geld.

Dales dinero.

Geef me water!

¡Dame agua!

Geef hen geld.

Dales dinero.

Geef dit terug.

- Regresa esto.
- Regresad esto.
- Regresen esto.

Geef me de slippers! Hé! Geef ze aan mij!

¡Dame las zapatillas de estar en casa! ¡Eh! ¡Dámelas!

- Laat hem door.
- Geef het door.
- Geef maar door.

- Pásaselo.
- Pásalo.
- Pasadlo.
- Páselo.
- Pásenlo.

- Geef elkaar de hand, alsjeblieft.
- Geef elkaar de hand, alstublieft.

Por favor, dense las manos.

- Ik geef om hen beiden.
- Ik geef om hen allebei.

- Los dos me encantan.
- Me encantan ambos.

- Ik geef u mijn woord.
- Ik geef je mijn woord.

Te doy mi palabra.

- Geef de bloemen alsjeblieft water.
- Geef de bloemen alstublieft water.

Por favor, riega las flores.

- Geef mij een asbak alstublieft.
- Geef me alsjeblieft een asbak.

Tráigame un cenicero, por favor.

- Ik geef jullie een boek.
- Ik geef u een boek.

Te doy un libro.

Maar geef niet op.

Pero a no rendirse.

Ik geef twee voorbeelden.

Voy a darles dos ejemplos.

Geef de planten water.

Riega las plantas.

Geef mij drie krijtjes.

- Dadme tres trozos de tiza.
- Deme tres trozos de tiza.

Geef me je geld.

Dame tu dinero.

Geef het mij, alstublieft.

- Dámelo, por favor.
- Por favor, deme eso.

Geef mij het boek.

- Dame el libro.
- Dame ese libro.
- Entrégame el libro.

Geef me vijf dagen.

- Dame cinco días.
- Denme cinco días.

Ik geef het op.

- Me rindo.
- Lo dejo.

Geef me de afstandsbediening.

- Pásame el mando de la televisión.
- Pásame el mando a distancia.

Geef me een hint.

Dame una pista.

Geef mij een voorbeeld.

- Dame un ejemplo.
- Deme un ejemplo.

Geef het me nu.

Dámelo ahora.

Geef mij het nummer.

Dame el número.

Geef hem een aframmeling!

¡Dale un mazazo!

Geef ze aan me!

¡Dádmelos!

Geef ze aan mij!

- ¡Dámelas!
- ¡Dámelos!
- ¡Dénmelos!
- ¡Dádmelas!

Geef mij een kans.

- ¡Dame una oportunidad!
- Dame una chance.
- Dame una oportunidad.

Geef me een knuffel.

- Dame un abrazo.
- Abrázame.

Geef me een kus.

- Dame un beso.
- ¡Dame un beso!

Geef me honderd dollar.

Dame cien dólares.

Geef ons een minuutje.

Danos un minuto.

Geef me mijn handdoek.

Pásame mi toalla.

Geef me een sinaasappel.

Dame una naranja.