Translation of "Bier" in Spanish

0.012 sec.

Examples of using "Bier" in a sentence and their spanish translations:

- Drinken jullie bier?
- Drink jij bier?
- Drinkt u bier?

- ¿Bebes cerveza?
- ¿Beben cerveza?

- Hij drinkt bier.
- Zij drinkt bier.

Ella está tomando cerveza.

- Dit bier smaakt bitter.
- Dit bier is bitter.

Esta cerveza es amarga.

- Hoeveel kost het bier?
- Hoeveel kost dat bier?

¿Cuánto cuesta esa cerveza?

Heb je bier?

¿Tienes cerveza?

Bier is goed.

La cerveza es buena.

Hij drinkt bier.

Él bebe cerveza.

Tom drinkt bier.

Tom toma cerveza.

Ik heb bier.

Tengo cerveza.

Hij brouwde bier.

Él hacía cerveza.

Zij drinkt bier.

- Está tomando cerveza.
- Ella está tomando cerveza.

We dronken bier.

Bebimos cerveza.

Hij dronk bier.

Él bebió cerveza.

- Hebben we nog bier?
- Hebben we nog bier over?

- ¿Tenemos más cerveza?
- ¿Nos queda cerveza?

- Ze was gewoon bier te drinken.
- Hij was gewoon bier te drinken.
- Ik was gewend om bier te drinken.
- Ik dronk gewoonlijk bier.

Solía beber cerveza.

Ik drink geen bier.

No bebo cerveza.

Er is gratis bier.

Hay cerveza libre.

Is dit jouw bier?

¿Esta es tu cerveza?

Wiens bier is dit?

¿De quién es esta cerveza?

Ik dronk gewoonlijk bier.

Solía beber cerveza.

Ik bestel liever bier.

Yo prefiero pedir cerveza.

Drink niet zoveel bier.

No tomes tanta cerveza.

Waar is mijn bier?

¿Dónde está mi cerveza?

Tom opende het bier.

Tom abrió la cerveza.

Hoeveel kostte dat bier?

¿Cuánto costó la cerveza?

Geef me mijn bier.

Dame mi cerveza.

Tom drinkt geen bier.

Tom no bebe cerveza.

We willen graag bier!

¡Queremos cerveza!

Ik hou van bier.

Me gusta la cerveza.

Dat is mijn bier.

Esa es mi cerveza.

Tom drinkt nooit bier.

Tom no bebe nunca cerveza.

Dit bier smaakt bitter.

Esta cerveza sabe amarga.

Ze drinken nooit bier.

- No beben nunca cerveza.
- Nunca beben cerveza.

Heeft u ook bier?

¿También tienes cerveza?

Hoeveel kost het bier?

¿Cuánto cuesta la cerveza?

Hoeveel kost dat bier?

¿Cuánto cuesta esa cerveza?

Is er nog bier?

- ¿Queda cerveza?
- ¿Queda algo de cerveza?

- Ik was gewend om bier te drinken.
- Ik dronk gewoonlijk bier.

Solía beber cerveza.

Ik drink niet veel bier.

No bebo mucha cerveza.

Hij heeft een bier besteld.

Pidió una cerveza.

Tom drinkt thuis nooit bier.

Tom nunca bebe cerveza en casa.

Breng me een glas bier.

Tráeme un vaso de cerveza.

Dit bier bevat 5% alcohol.

Esta cerveza contiene un 5% de alcohol.

Heeft u ook buitenlands bier?

¿Tiene alguna cerveza extranjera?

Ik geef niet om bier.

No me gusta la cerveza.

Hebben we nog bier over?

¿Nos queda cerveza?

Hij dronk drie flessen bier.

Me bebí tres cervezas.

- Ze was gewoon bier te drinken.
- Zij was gewend om bier te drinken.

Solía beber cerveza.

- Ik kan niet nog meer bier drinken.
- Ik kan geen bier meer drinken.

No puedo tomarme ni una cerveza más.

- Ze heeft liever bier dan wijn.
- Ze houdt meer van bier dan van wijn.

Ella prefiere la cerveza al vino.

Laten we wijn of bier drinken.

Vamos a tomar vino o cerveza.

Bier bestaat voor 90% uit water.

Cerveza consiste en 90% de agua.

Drie bier een één tequila, graag!

¡Tres cervezas y un tequila por favor!

Nee bedankt, ik drink geen bier.

No, gracias, no bebo cerveza.

Ze was gewoon bier te drinken.

Solía beber cerveza.

Hij was gewoon bier te drinken.

Solía beber cerveza.

Ik heb gister te veel bier gedronken.

Tomé demasiada cerveza ayer.

- Hij dronk bier.
- Hij dronk een biertje.

Él bebió cerveza.

Bij mij thuis drinken we veel bier.

Bebemos mucha cerveza en mi casa.

Ik kan niet nog meer bier drinken.

No puedo tomarme ni una cerveza más.

Drink geen bier vooraleer te gaan slapen.

No tomes cerveza antes de ir a la cama.

Drink geen bier voordat je naar bed gaat.

No tomes cerveza antes de ir a la cama.

Ik ben bier wezen drinken met mijn vrienden.

Fui a tomar una cerveza con mis amigos.