Translation of "Gsm" in Portuguese

0.007 sec.

Examples of using "Gsm" in a sentence and their portuguese translations:

Mijn gsm werkt niet.

Meu celular não funciona.

Waar is de gsm?

- Onde está o telemóvel?
- Onde está o celular?

- Hij verliest altijd zijn gsm.
- Hij speelt constant zijn gsm kwijt.

Ele sempre perde o celular.

De meeste jongeren hebben een gsm.

A maioria dos jovens tem celular.

- Tom heeft geen mobieltje.
- Tom heeft geen gsm.

Tom não tem celular.

- Mijn mobieltje werkt niet.
- Mijn gsm werkt niet.

Meu celular não funciona.

- Hebt ge een gsm?
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een gsm?
- Heb je een mobiele telefoon?

Você tem celular?

- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.

Preciso carregar meu celular.

- Van wie is dit mobieltje?
- Van wie is deze gsm?

- De quem é esse celular?
- De quem é este telemóvel?
- De quem é este telefone celular?
- De quem é este celular?

- Ik heb geen mobiele telefoon.
- Ik heb geen mobieltje.
- Ik heb geen gsm.

- Eu não tenho um telefone celular.
- Eu não tenho celular.
- Não tenho telemóvel.

- Kunt ge mij uw gsm-nummer geven?
- Kun je mij je mobiele nummer geven?

- Você me dá o seu celular?
- Você pode me dar o número do seu celular?

- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.
- Ik moet mijn telefoon opladen.

Preciso carregar meu celular.

- Ik ben van plan morgen een mobieltje te kopen.
- Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.

Estou planejando comprar um celular amanhã.

- Ik ben van plan morgen een mobieltje te kopen.
- Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.
- Morgen ga ik een mobieltje kopen.

Amanhã eu vou comprar um celular.