Translation of "Mobieltje" in Spanish

0.013 sec.

Examples of using "Mobieltje" in a sentence and their spanish translations:

Heb je een mobieltje?

¿Tienes un móvil?

Ik ben mijn mobieltje vergeten.

Me he dejado el móvil.

Ik hou van dit mobieltje.

Me encanta este móvil.

- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een mobiele telefoon?

- ¿Tienes un móvil?
- ¿Tiene móvil?
- ¿Tenés celular?
- ¿Tienes móvil?
- ¿Tienes celular?
- ¿Tienes teléfono celular?

Toms mobieltje trilde op de tafel.

El teléfono móvil de Tom vibró en la mesa.

- Hebt ge een gsm?
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een mobiele telefoon?

¿Tenés celular?

Telefoneer niet met je mobieltje tijdens het rijden.

No hables por celular cuando estés manejando.

- Tom heeft geen mobieltje.
- Tom heeft geen gsm.

Tom no tiene celular.

- Mijn mobieltje werkt niet.
- Mijn gsm werkt niet.

Mi móvil no funciona.

- Heb je een mobieltje?
- Heb je een gsm?

- ¿Tienes un móvil?
- ¿Tenés celular?

Hoe kunt u een laptop hebben, maar geen mobieltje?

¿Cómo puedes tener un ordenador portátil y no un móvil?

- Mijn mobiele telefoon was gestolen.
- Mijn mobieltje was gestolen.

- Me han robado el móvil.
- Me han afanado el celular.

Ik sta op, pak mijn mobieltje, check mijn mail,

Me despierto, agarro el teléfono, reviso el correo,

"Heb je mijn mobieltje gezien?" "Hij ligt op tafel."

"¿Has visto mi móvil?" "Está sobre la mesa."

- Hebt ge een gsm?
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een gsm?
- Heb je een mobiele telefoon?

- ¿Tienes un portátil?
- ¿Tienes un móvil?
- ¿Tiene móvil?

- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.

- Necesito cargar mi celular.
- Necesito cargar mi móvil.

- Van wie is dit mobieltje?
- Van wie is deze gsm?

- ¿De quién es ese celular?
- ¿De quién es este móvil?
- ¿De quién es este teléfono móvil?

- Ik ben van plan morgen een mobieltje te kopen.
- Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.
- Morgen ga ik een mobieltje kopen.

Mañana me voy a comprar un celular.

Het mobieltje is een uitvinding waar we niet zonder kunnen leven.

El teléfono móvil es una invención imprescindible.

- Ik heb geen mobiele telefoon.
- Ik heb geen mobieltje.
- Ik heb geen gsm.

No tengo celular.

- Heb je een mobieltje?
- Heb je een gsm?
- Heb je een mobiele telefoon?

¿Tiene móvil?

- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.
- Ik moet mijn telefoon opladen.

- Tengo que cargar el móvil.
- Necesito cargar mi celular.
- Necesito cargar mi móvil.

- Ik ben van plan morgen een mobieltje te kopen.
- Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.

Mañana me voy a comprar un celular.

- De batterij van mijn mobieltje werkt niet meer goed.
- De batterij van mijn gsm werkt niet meer goed.

La batería de mi teléfono celular ya no funciona bien.

Ik belde haar om haar te zeggen, dat ze haar mobieltje bij mij had laten liggen, maar ze antwoordde niet.

La llamé para decirle que se había olvidado su teléfono en mi casa, pero no respondió.