Translation of "Mobieltje" in German

0.015 sec.

Examples of using "Mobieltje" in a sentence and their german translations:

- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?

- Hast du ein Handy?
- Haben Sie ein Handy?
- Hast du ein Mobiltelefon?
- Hast du ein Smartphone?
- Haben Sie ein Smartphone?

Heb je een mobieltje?

Hast du ein Natel?

Ik ben mijn mobieltje vergeten.

Ich habe mein Mobiltelefon vergessen.

Ik hou van dit mobieltje.

- Ich liebe dieses Handy.
- Ich liebe dieses Taschentelefon!
- Ich liebe dieses Mobiltelefon!

Van wie is dit mobieltje?

- Wessen Mobiltelefon ist das?
- Wessen Handy ist das?

- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een mobiele telefoon?

- Hast du ein Handy?
- Haben Sie ein Handy?
- Haben Sie ein Natel?
- Hast du ein Natel?
- Hast du ein Mobiltelefon?

- Hebt ge een gsm?
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een mobiele telefoon?

- Hast du ein Handy?
- Haben Sie ein Handy?
- Haben Sie ein Natel?
- Hast du ein Natel?
- Hast du ein Mobiltelefon?

- Mijn mobieltje werkt niet.
- Mijn gsm werkt niet.

- Mein Mobiltelefon geht nicht.
- Mein Mobiltelefon funktioniert nicht.
- Mein Handy funktioniert nicht.

- Heb je een mobieltje?
- Heb je een gsm?

Hast du ein Handy?

Hoe kunt u een laptop hebben, maar geen mobieltje?

Wie kannst du einen Laptop und kein Handy haben?

- Mijn mobiele telefoon was gestolen.
- Mijn mobieltje was gestolen.

Mein Handy wurde gestohlen.

"Heb je mijn mobieltje gezien?" "Hij ligt op tafel."

„Hast du mein Mobiltelefon gesehen?“ – „Das liegt auf dem Tisch.“

Ik sta op, pak mijn mobieltje, check mijn mail,

Ich wache auf, greife nach meinem Handy, checke ein paar Mails.

- Hebt ge een gsm?
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een gsm?
- Heb je een mobiele telefoon?

- Hast du ein Handy?
- Haben Sie ein Handy?
- Hast du ein Mobiltelefon?
- Hast du ein Smartphone?
- Haben Sie ein Smartphone?

- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.

Ich muss mein Mobiltelefon aufladen.

- Van wie is dit mobieltje?
- Van wie is deze gsm?

- Wessen Mobiltelefon ist das?
- Wessen Handy ist das?
- Wem gehört dieses Mobiltelefon?

- Ik ben van plan morgen een mobieltje te kopen.
- Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.
- Morgen ga ik een mobieltje kopen.

Ich beabsichtige, morgen ein Mobiltelefon zu kaufen.

Ik heb de foto’s van mijn mobieltje op de computer overgezet.

Ich habe die Fotos von meinem Handy auf den Computer übertragen.

Het mobieltje is een uitvinding waar we niet zonder kunnen leven.

- Das Handy ist eine Erfindung, ohne die wir nicht leben können.
- Das Mobiltelefon ist eine Erfindung, ohne die wir nicht leben können.

Het lijkt erop dat het tegoed op mijn prepaid mobieltje is opgebruikt.

Es scheint, dass das Guthaben für mein Prepaid-Handy aufgebraucht ist.

- Ik heb geen mobiele telefoon.
- Ik heb geen mobieltje.
- Ik heb geen gsm.

Ich hab kein Handy.

- Ik moet mijn mobieltje opladen.
- Ik moet mijn gsm opladen.
- Ik moet mijn telefoon opladen.

- Ich muss mein Mobiltelefon aufladen.
- Ich muss mein Handy aufladen.

- Ik ben van plan morgen een mobieltje te kopen.
- Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.

Ich beabsichtige, morgen ein Mobiltelefon zu kaufen.

- De batterij van mijn mobieltje werkt niet meer goed.
- De batterij van mijn gsm werkt niet meer goed.

Der Akku meines Handys funktioniert nicht mehr gut.

Ik belde haar om haar te zeggen, dat ze haar mobieltje bij mij had laten liggen, maar ze antwoordde niet.

Ich rief sie an, um ihr mitzuteilen, dass sie ihr Telefon bei mir vergessen hatte, doch sie meldete sich nicht.