Translation of "Echtpaar" in Italian

0.004 sec.

Examples of using "Echtpaar" in a sentence and their italian translations:

We zijn een echtpaar.

Siamo una coppia sposata.

- Het oude echtpaar had geen kinderen.
- Het bejaarde echtpaar had geen kinderen.

La vecchia coppia non aveva figli.

Dat echtpaar is voor elkaar geschapen.

Quella coppia era fatta una per l'altro.

- We zijn een echtpaar.
- Wij zijn man en vrouw.

- Siamo marito e moglie.
- Noi siamo marito e moglie.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

- Siamo marito e moglie.
- Noi siamo marito e moglie.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn getrouwd.
- Wij zijn getrouwd.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

Noi siamo marito e moglie.

- Niets lijkt me tederder dan een oud koppel dat hand in hand door de straat wandelt.
- Voor mij is er niets zo hartverwarmend als een oud echtpaar dat hand in hand over straat loopt.

Per me non c'è niente di più tenero di una coppia di anziani che va per strada mano nella mano.