Translation of "Vrouw" in English

- Roep je vrouw.
- Bel je vrouw.

Call your wife.

- Je bent een vrouw.
- U bent een vrouw.

- You're a woman.
- You are a woman.

Vergelijk nooit je vrouw met een andere vrouw.

- Don't ever compare your wife to another woman.
- Never compare your wife to another woman.

- Wie is die vrouw?
- Wie is deze vrouw?

- Who is that woman?
- Who is that lady?
- Who is this woman?
- Who's that woman?

- Zijn vrouw is Franse.
- Zijn vrouw is Francaise

- His wife is French.
- His wife is a Frenchwoman.

Vraag iedere vrouw.

Ask any woman.

Zoek de vrouw!

Look for the woman!

Wat een vrouw!

What a woman!

De vrouw die daar zit, is zijn huidige vrouw.

The woman sitting over there is his present wife.

- Esther is Mary haar vrouw.
- Esther is Mary’s vrouw.

Esther is Mary's wife.

- Wat vindt uw vrouw ervan?
- Hoe voelt uw vrouw zich erbij?
- Wat denkt je vrouw erover?

How does your wife feel about it?

- Mijn moeder is een vrouw.
- Een moeder is een vrouw.

My mother is a woman.

- Jouw vrouw leert me Italiaans.
- Uw vrouw leert me Italiaans.

Your wife teaches me Italian.

- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

- We are husband and wife.
- We're husband and wife.

- Mijn vrouw keek verbaasd.
- Mijn vrouw leek verrast te zijn.

My wife looked surprised.

- Ik ben de vrouw van Tom.
- Ik ben Toms vrouw.

I'm Tom's wife.

- Toms vrouw heeft hem verlaten.
- Tom zijn vrouw verliet hem.

Tom's wife left him.

Een man, een vrouw,

a man, a woman,

Deze 23-jarige vrouw

This is a 23-year-old woman

Zijn vrouw is Franse.

- His wife is French.
- His wife is a Frenchwoman.

Mijn vrouw haat katten.

- My wife really hates cats.
- My wife hates cats.

Maria is Toms vrouw.

Mary is Tom's wife.

U bent een vrouw.

- You're a woman.
- You are a woman.

Zij is mijn vrouw.

She's my wife.

Je bent een vrouw.

- You're a woman.
- You are a woman.

Wie is deze vrouw?

Who is this lady?

Tom bedriegt zijn vrouw.

Tom is cheating on his wife.

De vrouw is mooi.

The woman is beautiful.

Mijn vrouw is Pools.

My wife is Polish.

De vrouw is dik.

The woman is fat.

Ik ben een vrouw.

- I am a woman.
- I'm a woman.

Wat een egoïstische vrouw!

What a selfish woman!

Mijn vrouw was razend.

My wife was mad.

Zijn vrouw is Zweeds.

His wife is Swedish.

Die vrouw is sterk.

That woman is strong.

De vrouw eet brood.

The woman eats bread.

Jij bent geen vrouw.

You're not a woman.

Is je vrouw thuis?

Is your wife at home?

Mijn vrouw is arts.

My wife is a doctor.

De vrouw spreekt Spaans.

The woman speaks Spanish.

Hij begroette de vrouw.

He greeted the lady.

Maria is een vrouw.

Mary is a woman.

Hoe heet je vrouw?

What's your wife's name?

Wie is die vrouw?

- Who is this lady?
- Who is this woman?

Maria is mijn vrouw.

Mary is my wife.

Mis je je vrouw?

Do you miss your wife?

Mijn vrouw is Italiaans.

My wife is Italian.

Waar is de vrouw?

Where is the woman?

Waar is mijn vrouw?

Where's my wife?

Wat een aantrekkelijke vrouw!

What an attractive woman!

Die vrouw is prachtig.

That woman is beautiful.

Hij mist zijn vrouw.

He misses his wife.

Een vrouw drinkt water.

The woman drinks the water.