Translation of "Vrouw" in Polish

0.016 sec.

Examples of using "Vrouw" in a sentence and their polish translations:

- Je bent een vrouw.
- U bent een vrouw.

Jesteś kobietą.

- Wie is die vrouw?
- Wie is deze vrouw?

Kim jest ta kobieta?

Zoek de vrouw!

Szukaj tej kobiety!

- Ik ben de vrouw van Tom.
- Ik ben Toms vrouw.

Jestem żoną Toma.

Deze 23-jarige vrouw

To 23-letnia kobieta,

Zijn vrouw is Franse.

Jego żona jest Francuską.

Je bent een vrouw.

Jesteś kobietą.

Ik ben een vrouw.

Jestem kobietą.

Jij bent geen vrouw.

Nie jesteś kobietą.

De vrouw spreekt Spaans.

Ta kobieta mówi po hiszpańsku.

Mijn vrouw haat katten.

Moja żona nienawidzi kotów.

Hij begroette de vrouw.

Pozdrowił tę panią.

De vrouw eet brood.

Kobieta je chleb.

Mijn vrouw is arts.

Moja żona jest lekarzem.

Maria is mijn vrouw.

Mary jest moją żoną.

Waar is mijn vrouw?

Gdzie jest moja żona?

Zij is mijn vrouw.

Ona jest moją żoną.

Mijn vrouw is Pools.

- Moja żona jest Polką.
- Moja żona jest polką.
- Moja żona jest Polską.

Maria is Toms vrouw.

Mary jest żoną Toma.

- Hij had schrik voor zijn vrouw.
- Hij was bang voor zijn vrouw.

Bał się żony.

De mooie vrouw is vriendelijk.

Ta piękna kobieta jest miła.

Mijn vrouw is een vegetariër.

- Moja żona jest wegetarianką.
- Moja żona jest wegetarianką.

Ze was de enige vrouw.

Ona była jedyną kobietą.

Ze is een knappe vrouw.

Ona jest ślicznotką.

Ik hou van mijn vrouw.

Kocham moją żonę.

Mijn vrouw probeert te slapen.

Moja żona próbuje spać.

De vrouw wast haar gezicht.

Kobieta myje swoją twarz.

U bent een bewonderenswaardige vrouw.

Jesteś fantastyczną kobietą.

Wij zijn man en vrouw.

Jesteśmy małżeństwem.

Ik hoorde een vrouw schreeuwen.

Usłyszałem krzyk kobiety.

Zijn vrouw komt uit Californië.

Jego żona pochodzi z Kalifornii.

Je bent een mooie vrouw.

Jesteś piękną kobietą.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

Jesteśmy małżeństwem.

- Mijn zuster was een heel mooie vrouw.
- Mijn zus was een erg knappe vrouw.

Moja siostra była piękną kobietą.

Hij had schrik voor zijn vrouw.

Bał się żony.

Was Moeder Teresa een goede vrouw?

Czy Matka Teresa była dobrą kobietą?

Thuis is de vrouw de baas.

Dom to królestwo kobiety.

Hoe gaat het met je vrouw?

Jak się miewa Twoja żona?

De vrouw is aan het lezen.

Ta kobieta czyta.

De vrouw slaapt in de slaapkamer.

Kobieta śpi w sypialni.

Zij is de vrouw van Alain.

Ona jest żoną Alaina.

Waar heeft u deze vrouw gezien?

- Gdzie Pani widziała tę kobietę?
- Gdzie Pan widział tę kobietę?

Zijn vrouw is onze lerares Italiaans.

Jego żona jest naszą nauczycielką od języka włoskiego.

Ik droom van een mooie vrouw.

Marzy mi się piękna kobieta.

Ik kwam een oude vrouw tegen.

Spotkałem starą kobietę.

- Wie is de vrouw in de bruine jas?
- Wie is de vrouw in de bruine mantel?

Kim jest ta kobieta w brązowym płaszczu?

En de vrouw in een... oncomfortabele positie

A kobieta znajduje się w tej niewygodnej pozycji

Een oude vrouw rijdt in haar auto

Stara kobieta prowadzi samochód,

Je volgens mij ook anti-vrouw bent,

co oznacza też, że jesteś przeciwko kobietom,

Hij is financieel afhankelijk van zijn vrouw.

Jest zależny finansowo od swej żony.

De man en de vrouw drinken thee.

Mężczyzna i kobieta piją herbatę.

Die lelijke man heeft een prachtige vrouw.

Ten brzydki mężczyzna ma piękną żonę.

Ik heb een vrouw en drie kinderen.

Mam żonę i troje dzieci.

Zijn dochter is een mooie vrouw geworden.

Jego córka wyrosła na piękną kobietę.

- Een vrouw wier echtgenoot overleden is, heet een weduwe.
- Een vrouw, wier echtgenoot is overleden, noemt men weduwe.

Kobieta, której zmarł mąż, to wdowa.

Ik heb mijn vrouw verloren in een verkeersongeval.

Straciłem żonę w wypadku drogowym.

De toekomst van de man, is de vrouw.

Przyszłością mężczyzny jest kobieta.

Wie is de vrouw met de bruine jas?

Kim jest ta kobieta w brązowej kurtce?

Hij heeft geluk zo'n goede vrouw te hebben.

Ma szczęście, że ma taką dobrą żonę.

Ik denk dat dat een oprechte vrouw is.

Myślę, że to szczera kobieta.

Er was eens een oude vrouw op een eilandje.

Pewnego razu na małej wyspie żyła sobie stara kobieta.

Een vrouw wier echtgenoot overleden is, heet een weduwe.

Kobieta, której zmarł mąż, to wdowa.

Hij heeft geen vrouw, geen kinderen en geen vrienden.

On nie ma ani żony, ani dzieci, ani przyjaciół.

Mijn vrouw zal ook blij zijn u te zien.

Moja żona też ucieszy się, że Cię zobaczy.

Zijn vrouw zit voortdurend aan zijn kop te zeuren.

Jego żona ciągle go dręczy.

Een vrouw gelukkig maken, dat is geen eenvoudige taak.

Sprawić żeby kobieta była szczęśliwa, to nie jest łatwe zadanie.

Een vrouw wier echtgenote is overleden is een weduwe.

Kobieta, której umarł mąż jest wdową.

Mijn vrouw helpt me bij het bouwen van de wegen.

Żona pomaga mi budować drogi.

Ik kon niet accepteren dat mijn vrouw echt dood was.

Nie mogłem pogodzić się z tym, że moja żona naprawdę nie żyje.

Ik wil trouwen met een vrouw die van videospelletjes houdt.

Chciałbym za żonę dziewczynę, która lubi gry komputerowe.

Steeds wanneer we elkaar ontmoeten klaagt hij over zijn vrouw.

Zawsze kiedy się spotykamy, on narzeka na swoją żonę.