Translation of "Weet" in Hungarian

0.016 sec.

Examples of using "Weet" in a sentence and their hungarian translations:

- Weet hij?
- Weet hij ervan?

- Tudja?
- Ő tudja?

- Ik weet het niet.
- Dat weet ik niet.
- Ik weet niet.
- Weet ik niet.

- Nem tudom.
- Én nem tudom.

- Ik weet het niet.
- Ik weet niet.
- Weet ik niet.

- Mittudomén.
- Nemtom.
- Lövésem sincs.

Ik weet dat je het weet.

Tudom, hogy tudod.

Wie weet?

Ki tudja?

Wie weet.

Ki tudja.

- Ik weet niets.
- Ik weet van niks.

- Semmit sem tudok.
- Nem tudok semmit.

- Ik weet het niet.
- Weet ik veel.

- Nem tudom.
- Lövésem sincs.

Ik weet niet of hij het weet.

Nem tudom, hogy ő tudja-e.

- Ik weet het niet.
- Ik weet niet.

- Nem tudom.
- Én nem tudom.

- Weet Tom het?
- Weet Tom het al?

Tomi már tudja?

- Ik weet het niet.
- Weet ik niet.

- Én nem tudom.
- Lövésem sincs.

- Ik weet het niet.
- Dat weet ik niet.
- Ik weet dat niet.

Nem tudom.

- Weet je het zeker?
- Weet u dat zeker?

- Biztos vagy benne?
- Pozitív vagy?

- Weet u dat zeker?
- Weet je dat zeker?

Biztos vagy benne?

- Je weet van niets.
- Je weet nergens van.

Semmit sem tudsz.

- Hoe weet je dat?
- Waarom weet jij dat?

Honnan tudod ezt?

Ik weet alleen, dat ik niet alles weet.

Csak azt tudom, hogy én nem tudok mindent.

Maar weet je?

De tudják, a helyzet az,

Weet je nog?

Emlékszel?

Hij weet alles.

Ő mindent tud.

Wie weet dat?

Ki tudja ezt?

Niemand weet waarom.

- Senki sem tudja, hogy miért.
- Ki tudja, miért!?
- Isten tudja, miért.
- Isten a megmondhatója, miért.

Weet je dat?

- Tudod?
- Tudja ezt ön?
- Tudod te ezt?

Weet Tom het?

Tom tudja?

Ik weet het.

Tudom.

Tom weet het.

Tom tudja.

Iedereen weet het.

Mindenki tudja.

Ik weet alles.

- Én mindent tudok.
- Én tudok mindent.
- Tudok mindent.
- Mindent tudok.
- Mindent is tudok.

Iedereen weet dat.

Azt mindenki tudja.

Niemand weet het.

- Senki sem tudja.
- Nem tudja senki.
- Nincs, aki tudja.
- Senki se tudja megmondani.
- Senki nem tudja.

Iemand weet dat.

Valaki csak tudja.

Niemand weet alles.

Senki sem tud mindent.

Ik weet dit.

Ezt tudom.

Ik weet niet.

Nem tudom.

Weet je iets?

Tudsz valamit?

Ze weet het.

- Ő tudja.
- Tudja.

Tom weet dat.

- Tom tudja.
- Tom ismeri.

Tom weet waarom.

Tom tudja, hogy miért.

Je weet genoeg.

Eleget tudsz.

Je weet hoe.

Tudod a módját.

Tom weet dit.

Tom ismeri ezt.

Dat weet ik.

Azt tudom.

Weet Tom waarom?

Tom tudja, hogy miért?

Niemand weet dat.

- Senki sem tudja.
- A franc sem tudja.

Ze weet veel.

Sokat tud.

- Je weet waarom.
- U weet waarom.
- Jullie weten waarom.

Te tudod, miért.

- Ik weet waar je bent.
- Ik weet waar jullie zijn.
- Ik weet waar u bent.

Tudom hol vagy!

- Weet gij waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?
- Weet u waar hij woont?

- Tudod, hogy hol lakik?
- Tudod, hol lakik?
- Te tudod, hogy ő hol lakik?

- Weet ge waar ik woon?
- Weet je waar ik woon?
- Weet u waar ik woon?

- Tudod, hol lakom?
- Te tudod, hol lakom?

- Ik weet wie je bent.
- Ik weet wie jullie zijn.

- Tudom, ki vagy.
- Tudom, hogy ki vagy.

- Ik weet niks van haar.
- Ik weet niets van haar.

Semmit nem tudok róla.

- Weet u uw maat?
- Weet u welke maat u hebt?

- Ismered a méreted?
- Tudod a méreted?

- Tom weet er niks van.
- Tom weet er niets over.

Tom semmit nem tud erről.

- Weet gij wie ik ben?
- Weet je wie ik ben?

- Tudod, ki vagyok?
- Tudod, ki vagyok én?

- Weet je waar ze woont?
- Weet u waar ze woont?

Tudod, hogy hol lakik?

Maar Facebook weet het.

A Facebook azonban tudja.

Weet je het antwoord?

Tudod a választ?

Ja, ik weet het.

Igen, tudom.

Weet je het zeker?

- Biztos vagy benne?
- Biztos benne?

Je weet maar nooit.

Az ember sohasem tudja.

Ik weet het zeker.

- Biztos vagyok.
- Biztos vagyok benne.

Ik weet het niet.

Nem tudom.

Tom weet het niet.

Tom nem tudja.

Nu weet ik waarom.

Most már tudom, hogy miért.

Ik weet niet waarom.

Nem tudom, hogy miért.

Dat weet ik niet.

Ezt nem tudom.

Alleen God weet het.

Csak isten tudja.

Ik weet alleen dit.

Csak ezt tudom.

Nu weet ik alles.

Most mindent tudok.