Translation of "Winkelen" in German

0.009 sec.

Examples of using "Winkelen" in a sentence and their german translations:

Universiteit, winkelen, muziek.

Universität, Einkaufen, Musik.

Ik moet gaan winkelen.

Ich muss einkaufen gehen.

Ga je vaak winkelen?

Gehst du oft einkaufen?

Ik ben gaan winkelen.

Ich ging einkaufen.

Moeder is net gaan winkelen.

Die Mutter ist gerade einkaufen gegangen.

Ze is verslaafd aan winkelen.

- Sie ist einkaufssüchtig.
- Sie ist kaufsüchtig.

Moeder is aan het winkelen.

Mutter ist einkaufen gegangen.

Tom is aan het winkelen.

Tom verrichtet Einkäufe.

- Ik haat winkelen.
- Ik haat shoppen.

Ich hasse es einzukaufen.

Tom gaat met zijn vriendin winkelen.

Tom geht mit seiner Freundin einkaufen.

Ik zou liever niet alleen gaan winkelen.

Ich würde es vorziehen, nicht allein einkaufen zu gehen.

- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.

- Sie ist einkaufen gegangen.
- Sie ging einkaufen.

Heb je zin om mee te gaan winkelen?

Hast du Lust, mit mir shoppen zu gehen?

Ik wil vandaag niet met je gaan winkelen.

Ich mag heute nicht mit dir einkaufen gehen.

- Ik moet gaan winkelen.
- Ik moet boodschappen gaan doen.

Ich muss einkaufen gehen.

Tom vroeg aan Mary waar ze gewoonlijk gaat winkelen.

Tom fragte Maria, wo sie gewöhnlich einkaufe.

- Maria en Natalia gaan winkelen. Ze willen iets kopen voor zichzelf.
- Maria en Natalia gaan winkelen. Ze willen iets voor henzelf kopen.

Maria und Natalia gehen einkaufen. Sie wollen sich selbst was gönnen.

- Ik wil wat winkelen in de buurt.
- Ik wil hier een paar dingen kopen.

Ich möchte hier in der Nähe ein bisschen shoppen gehen.

- Heb je zin om morgen te gaan shoppen?
- Heb je zin om morgen te gaan winkelen?

Willst du morgen shoppen gehen?