Translation of "Maakte" in German

Ik maakte vorderingen.

- Ich näherte mich.
- Ich rückte näher.

Hij maakte ontbijt.

Er bereitete das Frühstück zu.

Zij maakte ontbijt.

Sie bereitete das Frühstück zu.

Maria maakte ontbijt.

Maria bereitete das Frühstück zu.

Tom maakte ontbijt.

Tom bereitete das Frühstück zu.

Tom maakte bezwaar.

Tom erhob Einspruch.

Ik maakte koekjes.

Ich habe Kekse gebacken.

Hij maakte schulden.

Er machte Schulden.

- Ik maakte veel stomme fouten.
- Ik maakte veel domme fouten.

Ich habe viele dumme Fehler gemacht.

Ik maakte John gelukkig.

Ich habe John glücklich gemacht.

Ik maakte je wakker.

- Ich habe dich geweckt.
- Ich weckte dich.
- Ich habe dich aufgeweckt.

Tom maakte veel fouten.

Tom machte viele Fehler.

Ze maakte hem gelukkig.

- Sie machte ihn glücklich.
- Sie hat ihn glücklich gemacht.

Hij maakte haar gelukkig.

Er hat sie glücklich gemacht.

Ik maakte mijn huiswerk.

Ich habe meine Hausaufgaben gemacht.

Tom maakte Maria bang.

Tom ängstigte Maria.

Ze maakte hem rijk.

Sie machte ihn reich.

Tom maakte Maria doodsbang.

Tom versetzte Mary in Schrecken.

Tom maakte Maria gelukkig.

Tom hat Maria glücklich gemacht.

Tom maakte een zandkasteel.

Tom baute eine Sandburg.

Maria maakte wat gehaktballen.

Maria machte Frikadellen.

Ze maakte hem bang.

Sie erschreckte ihn.

maakte het een zware periode.

bewirkten anstrengende Zeiten.

Je maakte een juiste beslissing.

- Sie haben eine gute Entscheidung getroffen.
- Ihr habt eine gute Entscheidung getroffen.
- Du hast eine gute Entscheidung getroffen.

Het antwoord maakte mij boos.

Die Antwort ärgerte mich.

Het nieuws maakte hem blij.

Die Nachricht hat ihn glücklich gemacht.

Ze maakte thee voor me.

Sie machte mir Tee.

Ik maakte mijn veters los.

Ich habe meine Schnürsenkel gelockert.

Tom maakte een slechte indruk.

Tom hat einen schwachen Eindruck hinterlassen.

Moeder maakte ons middageten klaar.

Mama hat uns Mittagessen gemacht.

Ze maakte mij bittere verwijten.

Sie machte mir bittere Vorwürfe.

Zijn arrogantie maakte mij woedend.

Seine Arroganz macht mich wütend.

Wat maakte haar zo kwaad?

Was hat sie so aufgebracht?

Tom maakte indruk op me.

- Tom beeindruckte mich.
- Tom hat mich beeindruckt.

Ik maakte maar een grapje.

Ich habe nur Spaß gemacht.

Ik maakte het huis schoon.

Ich putzte das Haus.

Je maakte het bad schoon.

Du putztest die Badewanne.

Ik maakte veel stomme fouten.

Ich habe viele dumme Fehler gemacht.

Dit antwoord maakte hem woedend.

- Die Antwort ärgerte ihn.
- Die Antwort verärgerte ihn.
- Die Antwort machte ihn ärgerlich.

Ze maakte weer dezelfde fout.

Sie machte denselben Fehler noch einmal.

Hij maakte zijn bedoeling duidelijk.

Er deutete seine Absicht an.

Je brief maakte me gelukkig.

Dein Brief hat mich glücklich gemacht.

Tom maakte zijn bed op.

Tom machte sein Bett.

- Tom maakte foto's.
- Tom fotografeerde.

Tom fotografierte.

- Wat maakte je wakker?
- Wat maakte u wakker?
- Wat maakte jullie wakker?
- Wat wekte u?
- Wat wekte jullie?
- Wat wekte je?

Was hat dich geweckt?

- Ik dacht dat u een grapje maakte.
- Ik dacht dat je een grapje maakte.

Ich dachte, du hast Spaß gemacht.

En ik maakte er een kolossale.

Und meiner war kolossal.

Maar hij maakte een reeks blunders.

Aber er machte eine Reihe von Fehlern.

Maar toen maakte ik veel fouten.

Aber damals machte ich viele Fehler.

Ik maakte een bureau van hout.

Ich habe einen Schreibtisch aus Holz gebaut.

Dit maakte me aan het huilen.

Das brachte mich zum Weinen.

Ik maakte haar aan het huilen.

Ich brachte sie zum Weinen.

Hij maakte haar een nieuwe jas.

Er machte ihr einen neuen Mantel.

Zijn leugen maakte de zaak ingewikkeld.

Seine Lüge verkomplizierte die Angelegenheit.

Hij maakte een boekenplank voor haar.

Er machte für sie ein Bücherbrett.

Hij maakte aanspraak op het land.

Er erhob Anspruch auf das Land.

Ze maakte dezelfde fout als voorheen.

Sie hat denselben Fehler gemacht wie zuvor.

Tom maakte Maria aan het huilen.

Tom brachte Maria zum Weinen.

Tom maakte Maria uit voor verrader.

- Tom nannte Mary eine Verräterin.
- Tom bezeichnete Mary als Verräterin.

Hij maakte zijn werk niet af.

Er beendete seine Arbeit nicht.

Hij maakte grapjes over zijn leraar.

- Er hat sich über seinen Lehrer lustig gemacht.
- Lustig gemacht hat er sich über seinen Lehrer.

En toen... Mijn afdeling maakte valse documenten.

Und dann... Ich war in einer Abteilung zur Fälschung von Dokumenten.

Facebook, je maakte een historische misstap hierin.

Facebook, ihr wart damit auf der falschen Seite der Geschichte.

De koning maakte misbruik van zijn macht.

- Der König missbrauchte seine Macht.
- Der König hat seine Macht missbraucht.

De boot maakte water en kapseisde bijna.

In das Boot schwappte Wasser und es drohte zu kentern.

De treinstaking maakte mij helemaal niet uit.

Der Bahnstreik hat mich überhaupt nicht gestört.

Hij zei niets, wat haar boos maakte.

Sie wurde wütend, weil er nichts sagte.

- Tom maakte overuren.
- Tom heeft overuren gemaakt.

Tom hat Überstunden gemacht.

Zijn muziek maakte grote indruk op me.

Seine Musik hat mich tief beeindruckt.

Ik dacht dat hij een grapje maakte.

Er dachte, er machte Witze.

- Ik maakte me zorgen.
- Ik was bezorgd.

Ich habe mir Sorgen gemacht.

Ze maakte hem verliefd op haar kind.

Sie machte ihn verliebt in ihr Kind.

- Ik heb koekjes gemaakt.
- Ik maakte koekjes.

Ich habe Kekse gebacken.

- Tom maakte spaghetti.
- Tom heeft spaghetti gemaakt.

Tom machte Spaghetti.

- Ze maakte spaghetti.
- Ze heeft spaghetti gemaakt.

Sie hat Spaghetti gemacht.

- Maria maakte spaghetti.
- Maria heeft spaghetti gemaakt.

Maria machte Spaghetti.

Tom maakte het zichzelf zo comfortabel mogelijk.

Tom machte es sich so bequem, wie es ging.