Translation of "Veel" in German

0.016 sec.

Examples of using "Veel" in a sentence and their german translations:

Veel kinderen, veel handen.

Viele Kinder, viele Hände.

Hij die veel leest en veel wandelt, ziet veel en weet veel.

Wer viel liest und viel herumkommt, sieht viel und weiß viel.

- Veel geluk.
- Succes.
- Veel succes!

Alles Gute für dich!

Tom drinkt veel te veel.

Tom trinkt viel zu viel.

- Veel succes!
- Succes!
- Veel geluk!

Weiterhin alles Gute!

- Veel geluk.
- Succes.
- Veel succes!
- Toi toi toi!
- Veel geluk!

- Viel Glück.
- Viel Glück!

Of hebben veel te veel dieren.

oder sind überfüllt mit Tieren.

- Hij leest veel.
- Ze leest veel.

- Er liest viel.
- Sie liest viel.

- Zij rookt veel.
- Ze rookt veel.

Sie raucht viel.

- Eet veel groenten.
- Eet veel groente.

Esst viel Gemüse.

Veel studenten hebben niet veel geld.

Viele Studenten haben nicht viel Geld.

- Hij weet veel.
- Ze weet veel.

- Er weiß viel.
- Sie weiß viel.

- Reist gij veel?
- Reist u veel?

- Reisen Sie viel?
- Reist ihr viel?

- Hij praatte niet veel.
- Zij praatte niet veel.
- Ik praatte niet veel.
- Hij zei niet veel.
- Zij zei niet veel.
- Ik zei niet veel.

Er war wortkarg.

Veel succes.

Viel Glück!

Veel plezier.

Viel Spaß.

Veel geluk.

- Viel Glück.
- Viel Glück!
- Toi toi toi!

Veel plezier!

- Viel Vergnügen!
- Viel Spaß!

- Jullie werken te veel!
- Je werkt te veel.
- U werkt te veel.
- Jullie werken te veel.

- Du arbeitest zu viel.
- Ihr arbeitet zu viel.
- Sie arbeiten zu viel.

- Ik wil veel.
- Ik zou veel willen.

Ich möchte viel.

- Het heeft veel gesneeuwd.
- Het sneeuwde veel.

Es gab viel Schnee.

- Ik volleybal veel.
- Ik speel veel volleybal

Ich spiele viel Volleyball.

- U heeft veel boeken.
- Jij hebt veel boeken.
- Jullie hebben veel boeken.

- Du hast viele Bücher.
- Ihr habt viele Bücher.

- Heb je veel pennen?
- Heeft u veel pennen?
- Hebben jullie veel pennen?

Hast du viele Stifte?

- Ge babbelt te veel.
- Je praat te veel.
- Je kletst te veel.

- Du schwätzt zu viel.
- Du quatschst zu viel.

- U betaalt te veel.
- Zij betalen te veel.
- Ze betalen te veel.

Sie bezahlen zu viel.

- Veel geluk.
- Succes.
- Veel succes!
- Toi toi toi!

- Viel Glück.
- Viel Glück!
- Hals- und Beinbruch!
- Toi toi toi!

- Tom heeft veel vrienden.
- Tom heeft veel vriendinnen.

Tom hat viele Freunde.

- Je praat te veel.
- Je kletst te veel.

- Du schwätzt zu viel.
- Du quatschst zu viel.

- Hij las erg veel.
- Hij las echt veel.

Er las echt viel.

- Jullie werken te veel!
- Jullie werken te veel.

Ihr arbeitet zu viel.

- Veel kinderen, veel handen.
- Meer kinderen, meer handen.

- Mehr Kinder, mehr Hände.
- Viele Kinder, viele Hände.

- Veel succes!
- Succes!
- Toi toi toi!
- Veel geluk!

- Viel Glück!
- Hals- und Beinbruch!
- Toi toi toi!

- Zij heeft veel geld.
- Hij heeft veel geld.

- Sie hat viel Geld.
- Er hat viel Geld.

- Hij drinkt te veel.
- Hij zuipt te veel.

- Er trinkt zu viel.
- Er säuft zu viel.

Niet veel ruimte.

Nicht viel Platz.

...win je veel.

gewinnt man viel.

Niet veel later...

Kurz danach

Hij schreeuwt veel.

Er schreit viel.

Reist u veel?

- Reisen Sie viel?
- Reist ihr viel?

Ik nies veel.

Ich niese oft.

Ik volleybal veel.

Ich spiele viel Volleyball.

Eet veel groente.

- Esst viel Gemüse.
- Iss viel Gemüse.

Hij praat veel.

- Er redet viel.
- Er spricht viel.

Hij leest veel.

Er liest viel.

Hij weet veel.

Er weiß viel.

Meg praat veel.

Meg redet viel.

Veel vissen stierven.

Viele Fische starben.

Dat verklaart veel.

- Das erklärt einiges!
- Das erklärt eine Menge.
- Das sagt viel aus.
- Das erklärt so manches.

Hij eet veel.

Er isst viel.

We dronken veel.

Wir haben viel getrunken.

Zij sprak veel.

Sie hat viel gesprochen.

Zij praatte veel.

Sie hat viel gesprochen.

Ze leest veel.

Sie liest viel.

Tom spijbelt veel.

- Tom schwänzt oft.
- Tom schwänzt oft den Unterricht.

Ze praat veel.

Sie redet viel.

Zeker. Hoe veel?

Gern. Wie viele?

Ze verloren veel.

Sie haben viel verloren.

Te veel geld?

Zu viel Geld?

Reist gij veel?

Reist ihr viel?

Ik reis veel.

Ich reise viel.

Dat is veel!

Das ist viel!

- Veel geluk.
- Succes.

Viel Glück.

Veel geluk ermee.

Viel Glück damit!

Ze praten veel.

Sie reden viel.

Paul praat veel.

Paul redet viel.

- Veel succes!
- Succes!

Viel Erfolg!