Translation of "Hielpen" in German

Ze hielpen elkaar.

- Sie halfen sich gegenseitig.
- Sie halfen einander.

We hielpen Tom.

Wir halfen Tom.

We hielpen allemaal bij de oogst.

Wir halfen alle bei der Ernte.

De man en zijn vrouw hielpen elkaar.

Der Mann und seine Frau halfen einander.

- We hielpen Tom.
- We hebben Tom geholpen.

Wir halfen Tom.

- Ze hielpen mij.
- Ze hebben mij geholpen.

Sie haben mir geholfen.

- Zij hielpen Tom.
- Zij hebben Tom geholpen.

Sie haben Tom geholfen.

- Wij hielpen hem.
- Wij hebben hem geholpen.

Wir halfen ihm.

- Wij hielpen haar.
- Wij hebben haar geholpen.

- Wir halfen ihr.
- Wir haben ihr geholfen.

Ze hielpen hem naar Canada te komen.

Sie halfen ihm dabei, nach Kanada zu gelangen.

Maar de Clary-zusters hielpen de vrede te bewaren.

aber die Clary-Schwestern halfen, den Frieden zu bewahren.

VERTELLER: Samen hielpen jullie kleine bedrijven overeind te blijven.

SPRECHER: Ihr habt euch zusammengetan, um kleine Unternehmen zu unterstützen.

En de suggestie is dat ze hielpen om klimaatverandering te matigen.

und die Vermutung ist, dass sie halfen, das Klima gemäßigt zu halten.

Ney's moed die dag was ontzagwekkend, maar zijn beslissingen hielpen de Franse

Neys Mut an diesem Tag war beeindruckend, aber seine Entscheidungen trugen zur Niederlage

Van Bluchers verrassingsaanval, maar dapper terugvechten en hielpen bij het behalen van de overwinning.

Bluchers Überraschungsangriff trugen , sich aber tapfer wehrten und zum Sieg beitrugen.

Oorlogsschepen van de Verenigde Staten hielpen de slachtoffers van de tsunami in de buurt van de kust.

Kriegsschiffe der Vereinigten Staaten halfen den Opfern des Tsunamis in der Küstenregion.

- U hielp ons.
- Jij hielp ons.
- Jullie hielpen ons.
- U heeft ons geholpen.
- Jij hebt ons geholpen.
- Jullie hebben ons geholpen.

Du hast uns geholfen.

- Jij hielp mij.
- U hielp mij.
- Jullie hielpen mij.
- Jij hebt mij geholpen.
- U heeft mij geholpen.
- Jullie hebben mij geholpen.

- Du hast mir geholfen.
- Sie haben mir geholfen.
- Ihr habt mir geholfen.

- Je hebt me niet geholpen.
- U heeft me niet geholpen.
- Jullie hebben me niet geholpen.
- U hielp mij niet.
- Jij hielp mij niet.
- Jullie hielpen mij niet.

- Du hast mir nicht geholfen.
- Ihr habt mir nicht geholfen.
- Sie haben mir nicht geholfen.