Translation of "Gegeven" in German

0.028 sec.

Examples of using "Gegeven" in a sentence and their german translations:

- Wie heeft dit aan jou gegeven?
- Wie heeft jullie dit gegeven?

- Wer hat dir das gegeben?
- Wer hat euch das gegeben?
- Wer hat Ihnen das gegeben?

- Aan wie heb je het gegeven?
- Aan wie heeft u het gegeven?
- Aan wie hebben jullie het gegeven?

- Wem hast du es gegeben?
- Wem habt ihr es gegeben?
- Wem haben Sie es gegeben?

- Je hebt me goed advies gegeven.
- U heeft me goed advies gegeven.
- Jullie hebben me goed advies gegeven.

- Du hast mich gut beraten.
- Du hast mir einen guten Rat erteilt.

- Zij heeft mij een shirt gegeven.
- Ze heeft me een hemd gegeven.
- Ze heeft me een overhemd gegeven.

Sie hat mir ein Hemd gegeben.

Heb je een fooi gegeven?

Habt ihr Trinkgeld gegeben?

Wie heeft jullie dit gegeven?

- Wer hat dir das gegeben?
- Wer hat euch das gegeben?
- Wer hat Ihnen das gegeben?

Dat heeft me hoop gegeven.

Das hat mir Hoffnung gegeben.

Ik heb hen niets gegeven.

Ich habe ihnen nichts gegeben.

Tom heeft ons niets gegeven.

Tom hat uns nichts gegeben.

- Ze gaf geld.
- Zij gaf geld.
- Ze heeft geld gegeven.
- Zij heeft geld gegeven.

Sie gab Geld.

Ik heb hem het geld gegeven.

Ich habe ihm das Geld gegeben.

Ik heb hem een oorvijg gegeven.

- Ich habe ihm eine Ohrfeige verpasst.
- Ich hab' ihn geohrfeigt.

Hij heeft me zijn woord gegeven.

- Er gab mir sein Wort.
- Er gab mir sein Ehrenwort.

Aan wie hebt ge dat gegeven?

- Wem hast du das gegeben?
- Wem hast du es gegeben?

Ik heb haar enkele boeken gegeven.

Ich habe ihr ein paar Bücher gegeben.

Tom heeft me een vulpen gegeven.

Tom hat mir einen Füller gegeben.

Ik heb Tom Maria's telefoonnummer gegeven.

Ich habe Tom Marias Telefonnummer gegeben.

Zij heeft mij het visoogobjectief gegeven.

Sie hat mir das Fischaugenobjektiv gegeben.

God heeft gegeven, God heeft genomen.

Gott hat gegeben, Gott hat genommen.

Ze heeft de planten water gegeven.

Sie hat die Pflanzen gegossen.

Je hebt me goed advies gegeven.

Du hast mich gut beraten.

Wie heeft dit aan jou gegeven?

Wer hat dir das gegeben?

Wat heeft Tom aan Maria gegeven?

Was hat Tom Maria gegeben?

Ik heb hem de microfoon gegeven.

Ich reichte ihm das Mikro.

Wanneer heb ik je dat gegeven?

Wann habe ich dir das gegeben?

Wie heeft Griekenland zoveel geld gegeven?

Wer gab Griechenland so viel Geld?

Aan wie heb je het gegeven?

Wem hast du es gegeben?

Wie heeft haar mijn adres gegeven?

Wer hat ihr meine Adresse gegeben?

- Ik heb aan elk kind drie snoepjes gegeven.
- Ik heb aan ieder kind drie snoepjes gegeven.

- Ich habe jedem Kind 3 Bonbons gegeben.
- Ich habe jedem Kind drei Bonbons gegeben.

Omdat Esther varkens een erepositie had gegeven

Esther hatte Schweine in eine Stellung angehoben,

Mijn broer heeft me een spijkerbroek gegeven.

Mein Bruder hat mir eine Hose gegeben.

Heb je de hond eten gegeven vanmorgen?

- Hast du den Hund heute Morgen gefüttert?
- Hast du heute Morgen dem Hund zu fressen gegeben?

Ze heeft dertig jaar lang muziekles gegeven.

Sie gab dreißig Jahre lang Musikunterricht.

Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven

Mein Onkel hat mir eine Kamera gegeben.

Mijn oom heeft mij een boek gegeven.

Mein Onkel gab mir ein Buch.

Ik heb hem een paar boeken gegeven.

Ich gab ihm einige Bücher.

Tom heeft me net de bons gegeven.

Tom hat gerade mit mir Schluss gemacht.

Hij heeft mij nog geen antwoord gegeven.

Er hat mir noch keine Antwort gegeben.

De dokter heeft mij een inspuiting gegeven.

- Der Arzt gab mir eine Spritze.
- Der Arzt hat mir eine Spritze gegeben.
- Die Ärztin gab mir eine Spritze.

De leerkracht heeft ons veel huiswerk gegeven.

Der Lehrer gab uns viele Hausaufgaben auf.

Ik heb mijn zus een pop gegeven.

Ich habe meiner Schwester eine Puppe gegeben.

Wat heeft Tom je met Kerst gegeven?

Was hat Tom dir zu Weihnachten geschenkt?

Heb je de sleutel aan Tom gegeven?

Hast du Tom den Schlüssel gegeben?

Mijn broer heeft me een broek gegeven.

Mein Bruder hat mir eine Hose gegeben.

Mijn moeder heeft me haar naaimachine gegeven.

Meine Mutter gab mir ihre Nähmaschine.

Aan wie heb je het boek gegeven?

Wem hast du das Buch gegeben?

Dit cadeau werd mij gegeven door Ann.

Dieses Geschenk habe ich von Ann.

Hij heeft me niks te eten gegeven.

Er hat mir nichts zu essen gegeben.

- De klok die je me gegeven hebt, staat verkeerd.
- Het horloge dat je me gegeven hebt, loopt voor.

Die Uhr, die du mir gegeben hast, geht falsch.

Hij heeft zijn fototoestel aan zijn vriend gegeven.

Er hat seinen Fotoapparat seinem Freund gegeben.

Ik heb de boeken aan deze student gegeven.

Ich habe die Bücher diesem Studenten gegeben.

Hij heeft zijn leven gegeven voor zijn vaderland.

Er gab sein Leben für sein Vaterland.

Hij heeft me zijn echte naam niet gegeven.

Seinen richtigen Namen hat er mir nicht genannt.

Mijn broer heeft mij een schattige pop gegeven.

Mein Bruder hat mir eine süße Puppe geschenkt.

Mijn baas heeft mij die moeilijke opdracht gegeven.

Mein Vorgesetzter hat diese schwierige Aufgabe mir zugeteilt.

Jouw vader zou alles aan jou hebben gegeven.

Dein Vater hätte dir alles gegeben.

Ik heb aan ieder kind drie snoepjes gegeven.

Ich habe jedem Kind drei Bonbons gegeben.

- Bedankt voor het cadeau dat je mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat u mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat jullie mijn zoon hebben gegeven.

- Danke für das Geschenk, das Sie meinem Sohn gemacht haben.
- Danke für das Geschenk, das du meinem Sohn gemacht hast.

Het horloge dat je me gegeven hebt, loopt achter.

Die Uhr, die du mir gegeben hast, geht falsch.

Ik ben niet ontslagen. Ik heb mijn ontslag gegeven.

- Ich wurde nicht entlassen. Ich habe gekündigt.
- Ich wurde nicht gefeuert. Ich habe gekündigt.

Gisteren avond heeft mijn grafische kaart de geest gegeven.

Gestern Abend ist meine Grafikkarte kaputtgegangen.

- Afspraken moeten gerespecteerd worden.
- Een gegeven woord is wet.

- Verträge sind einzuhalten.
- Termine müssen eingehalten werden.