Translation of "Leerkracht" in French

0.004 sec.

Examples of using "Leerkracht" in a sentence and their french translations:

Je bent leerkracht.

- Tu es professeur.
- Tu es enseignant.

Is hij een leerkracht?

Est-il enseignant ?

Hij boog voor zijn leerkracht.

Il s'inclina devant son professeur.

Onze leerkracht komt naar het bord.

Le professeur est au tableau.

Zijn vrouw is mijn leerkracht Italiaans.

Sa femme est ma professeure d'italien.

- Ben je leerkracht?
- Ben je leraar?

- Es-tu professeur ?
- T'es prof ?
- Est-ce que tu es enseignant ?

- Ben je lerares?
- Ben je leerkracht?

- Es-tu professeur ?
- T'es prof ?
- Es-tu enseignante ?
- Tu es professeure ?

- Is hij een leerkracht?
- Is hij leraar?

Est-il enseignant ?

De leerkracht heeft ons veel huiswerk gegeven.

- Le professeur nous a donné des tonnes de travail.
- L'instituteur nous a donné beaucoup de devoirs.

- Je bent een leraar.
- Je bent leerkracht.

- Tu es l'instituteur.
- Tu es enseignant.

- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.

Tu es professeur.

De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.

L'instituteur laissa les garçons rentrer chez eux.

Waarom vraag je je leerkracht niet om raad?

Pourquoi ne demandes-tu pas conseil à ton professeur ?

Ben je een leerkracht of een leerling hier?

Êtes-vous professeur ici ou élève ?

Alles bij elkaar genomen, is hij een goede leerkracht.

Tout bien considéré, c'est un bon professeur.

En de leerkracht drong erop aan dat alle studenten het deden --

ce que le professeur exigeait des élèves,

Uiteindelijk hebben we beslist de raad te vragen van onze leerkracht.

Nous décidâmes finalement de solliciter le conseil de notre instituteur.

- Je bent een leraar.
- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.

- Tu es professeur.
- Tu es enseignant.
- Tu es enseignante.

- Tom was bijna dertig jaar lang leraar.
- Tom heeft bijna dertig jaar als leerkracht gewerkt.

Tom était enseignant pendant presque trente ans.

- Geen enkele leerkracht kon het probleem oplossen.
- Niemand van de leerkrachten heeft het vraagstuk kunnen oplossen.

- Aucun des professeurs n'a pu résoudre le problème.
- Personne parmi les instituteurs n'a su régler le problème.

- Ik weet dat je een leerkracht bent.
- Ik weet dat je leraar bent.
- Ik weet dat u leraar bent.

Je sais que vous êtes enseignant.