Translation of "Winter" in English

- De winter is in aantocht.
- De winter komt.
- De winter komt eraan.

- Winter is approaching.
- Winter is coming.

- De winter is in aantocht.
- De winter komt.

Winter is approaching.

De winter komt.

Winter is coming.

- De winter is in aantocht.
- De winter komt eraan.

Winter is coming.

- Heb je afgelopen winter geskied?
- Heeft u afgelopen winter geskied?
- Hebben jullie afgelopen winter geskied?

Did you ski last winter?

Einde winter in Spitsbergen.

Late winter in Svalbard.

...is het net winter.

...it's early winter.

Deze winter is warm.

This winter is warm.

Dit gebeurde elke winter.

- This was happening every winter.
- This happened every winter.

Deze winter was zacht.

This winter has been mild.

- De winter is mijn lievelingsseizoen.
- De winter is mijn favoriete seizoen.

- Winter is my favorite season.
- Winter is the most favorite season of mine.
- Winter is my favourite season.

In de winter van 2012

So in the winter of 2012,

De start van de winter.

The start of winter.

Het zal gauw winter zijn.

- Soon it'll be winter.
- It'll be winter soon.
- It will be winter soon.

Ik hou van de winter.

I like winter.

De winter is in aantocht.

- Winter is approaching.
- Winter is coming.

De winter zal streng zijn.

The winter will be severe.

De winter is mijn lievelingsseizoen.

- Winter is my favorite season.
- Winter is the season I like best.

In de winter sneeuwt het.

In winter it snows.

De winter was buitengewoon zacht.

- Winter was unusually mild.
- That winter was unusually mild.
- Winter was exceptionally mild.

Brrr! De winter komt eraan!

Brrr! Winter's coming!

Het is winter in Australië.

It's winter in Australia.

Iedereen houdt van de winter.

Everybody loves winter.

- De winter dit jaar is heel koud.
- Het is erg koud deze winter.

It's very cold this winter.

Het is erg koud deze winter.

It's very cold this winter.

Hij ging in de winter skiën.

He went skiing during the winter.

Hij skiet elke winter in Hokkaido.

He skis in Hokkaido every winter.

In de winter barsten onze lippen.

In the winter, my lips would chap.

Sneeuwt het veel in de winter?

Does it snow a lot in the winter?

Na de winter komt de lente.

Spring comes after winter.

Mijn familie gaat elke winter skiën.

My family goes skiing every winter.

De winter was koud en sneeuwig.

The winter was cold and snowy.

Het heeft die winter veel geregend.

It rained a lot that winter.

De winter staat voor de deur.

Winter is coming.

Dit gebeurde vaak in de winter.

This was happening often in the winter.

Aardbeien zijn in de winter duur.

Strawberries are expensive in the winter.

Hij ging skiën in de winter.

He went skiing in winter.

...en daarmee komen ze de winter door.

and then this will sustain them through the winter.

Zij gaan altijd skiën in de winter.

- They always go skiing in winter.
- They always go skiing in the winter.

In de winter wordt het vroeg donker.

- The night falls fast in winter.
- In the winter, days are shorter.

Het sneeuwt hier altijd in de winter.

It always snows here in winter.

Ik ging vaak in de winter skiën.

I often went skiing in the winter.

Tom is afgelopen winter naar Boston verhuisd.

Tom moved to Boston last winter.

Haat is de winter van het hart.

Hatred is the winter of the heart.

We hebben deze winter veel stormen gehad.

We've had a lot of storms this winter.

We gingen vaak skiën in de winter.

- We often went skiing in winter.
- We often went skiing in the winter.

Tom is naar Australië geweest vorige winter.

Tom went to Australia last winter.

Deze winter gaan we veel hout verbranden.

This winter we're going to burn a lot of wood.

In de winter draag ik dikke panty's.

In winter, I wear thick pantyhose.

- Ik hou meer van de zomer dan van de winter.
- Ik vind de zomer leuker dan de winter.

I like summer better than winter.

Ze voeden zich in de winter met honing.

They can feed through the winter on stored honey.

De winter heeft het zware werk al gedaan.

Winter has taken care of the hard work.

In de winter voel ik me meer vermoeid.

I feel more tired in the wintertime.

De temperatuur is deze winter hoger dan gemiddeld.

The temperature is above average this winter.

We krijgen waarschijnlijk niet veel sneeuw deze winter.

We probably won't have much snow this winter.