Translation of "Vissen" in English

Grote vissen eten kleine vissen.

Big fish eat small fish.

Slapen vissen?

Do fish sleep?

- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.

I went fishing.

- Zij houdt van vissen.
- Hij houdt van vissen.
- Zij houdt erg van vissen.

- He is fond of fishing.
- He loves to fish.
- She loves to fish.

- Zij houdt van vissen.
- Hij houdt van vissen.

- He is fond of fishing.
- He loves fishing.
- He loves to fish.

- Ik ving twee vissen.
- Ik ving drie vissen

I caught three fish.

Veel vissen stierven.

Many fish died.

Haaien eten vissen.

- Sharks eat fish.
- Sharks feed on fish.

Vissen is leuk.

Fishing is fun.

Tom ging vissen.

Tom went fishing.

Hij ging vissen.

He went fishing.

Zij kunnen vissen.

They can fish.

Sommige vissen vliegen.

Some fish fly.

Zij gingen vissen.

They went fishing.

Ik haat vissen.

I hate fish.

Kan je vissen?

Do you know how to fish?

Schoenbekooievaars eten vissen.

Shoebills eat fish.

Ik ging vissen.

I went fishing.

- Vissen leven in het water.
- Vissen leven in water.

- Fish live in the water.
- Fish live in water.

- Tom ving drie vissen.
- Tom heeft drie vissen gevangen.

Tom caught three fish.

- Zij houdt van vissen.
- Zij houdt erg van vissen.

She loves to fish.

- Hij ving drie vissen.
- Hij heeft drie vissen gevangen.

He caught three fish.

- Ik ving drie vissen
- Ik heb drie vissen gevangen.

I caught three fish.

- Tom is dol op vissen.
- Tom houdt van het vissen.

Tom loves fishing.

Microben, plankton en vissen.

microbes, plankton, fish.

Hun hobby is vissen.

Their hobby is fishing.

Mijn hobby is vissen.

My hobby is fishing.

Ik ving twee vissen.

I caught two fish.

Ik heb vissen nodig.

I need fish.

Tom houdt van vissen.

- Tom likes fishing.
- Tom likes to fish.

Hij houdt van vissen.

- He is fond of fishing.
- He loves fishing.
- He likes fishing.

Hij vindt vissen leuk.

He likes fishing.

Zij voerden de vissen.

They fed the fish.

Dolfijnen zijn geen vissen.

Dolphins aren't fish.

Tom hield van vissen.

Tom loved fishing.

Kunnen we daar vissen?

Can we fish there?

Dit zijn geen vissen.

These aren't fish.

Zij houdt van vissen.

She loves to fish.

Ze gingen gisteren vissen.

They went fishing yesterday.

Hij ving drie vissen.

He caught three fish.

Ik hou van vissen.

- I love fish.
- I love fishing.
- I enjoy fishing.

Ik kan niet vissen.

I don't know how to fish.

Tom is een Vissen.

Tom is a Pisces.

Ik ben een Vissen.

I'm a Pisces.

Ik ben gaan vissen.

I went fishing.

- Vist u?
- Vissen jullie?

Do you fish?

- Ik ving gisteren vijf vissen.
- Ik heb gisteren vijf vissen gevangen.

I caught five fish yesterday.

- Ik heb drie vissen gevangen gisteren.
- Ik heb gisteren drie vissen gevangen.

I caught three fish yesterday.

- De grote vissen eten de kleine.
- De grote vissen eten de kleintjes.

The big fish eat the small ones.