Translation of "Telefoonnummer" in English

- Wat is jouw telefoonnummer?
- Wat is uw telefoonnummer?
- Wat is jullie telefoonnummer?

- What's your phone number?
- What is your phone number?
- What's your telephone number?

- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.

- Give me your phone number.
- Give me your telephone number.

- Kent zij uw telefoonnummer?
- Kent ze je telefoonnummer?

- Does she know your phone number?
- Does she know your telephone number?

- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben je telefoonnummer vergeten.
- Ik ben jullie telefoonnummer vergeten.

I forget your telephone number.

- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben jullie telefoonnummer vergeten.

- I forget your telephone number.
- I forgot your phone number.

- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben je telefoonnummer vergeten.

- I forget your telephone number.
- I forgot your phone number.

Hier is mijn telefoonnummer.

- Here's my telephone number.
- Here's my phone number.
- Here is my phone number.

Kent ze je telefoonnummer?

- Does she know your phone number?
- Does she know your telephone number?

Geef mij uw telefoonnummer.

- Give me your phone number.
- Give me your telephone number.

Weet jij Toms telefoonnummer?

Do you know Tom's phone number?

Mijn telefoonnummer is 789.

- My telephone number is 789.
- My phone number is 789.

Wat is het telefoonnummer?

- What's the number?
- What is the number?

Mag ik je telefoonnummer?

Give me your phone number.

Wat is jouw telefoonnummer?

- What's your phone number?
- What is your phone number?
- What's your telephone number?

Wat is jullie telefoonnummer?

- What's your phone number?
- What is your phone number?
- What's your telephone number?

Wat is uw telefoonnummer?

- What's your phone number?
- What is your phone number?
- What's your telephone number?

Welk is je telefoonnummer?

- What's your phone number?
- What is your phone number?

Heb je haar telefoonnummer?

Do you have her phone number?

Geef me je telefoonnummer.

- Give me your phone number.
- Give me your telephone number.

Wiens telefoonnummer is dat?

Whose phone number is this?

- Geeft u me alstublieft uw telefoonnummer.
- Geef me alsjeblieft je telefoonnummer.

Please tell me your phone number.

- Kun je me je telefoonnummer geven?
- Kan je mij je telefoonnummer geven?

- Please tell me your phone number.
- May I have your phone number?
- Can you give me your phone number?

Heb je het telefoonnummer opgeschreven?

Have you written down the phone number?

Ik heb zijn telefoonnummer genoteerd.

- I wrote down his phone number.
- I have written down his phone number.

Ik ben je telefoonnummer kwijtgeraakt.

I lost your phone number.

Ik heb dat telefoonnummer opgeschreven.

- I made a note of the telephone number.
- I wrote down that telephone number.

Mijn telefoonnummer is 9876-5432.

My telephone number is 9876-5432.

Heb je haar telefoonnummer gekregen?

Did you get her phone number?

Tom vroeg me mijn telefoonnummer.

- Tom asked me for my number.
- Tom asked for my number.

Geef me alsjeblieft je telefoonnummer.

- Please tell me your phone number.
- Please give me your phone number.

Ik ben je telefoonnummer vergeten.

- I forget your telephone number.
- I forgot your phone number.

Ik heb Toms telefoonnummer genoteerd.

I've written down Tom's phone number.

Ze heeft een ander telefoonnummer.

She has another phone number.

- Mag ik je telefoonnummer?
- Kan ik je telefoonnummer krijgen?
- Mag ik je nummer?

- Can you give me your cell number?
- Can I have your telephone number?
- Can I have your phone number?
- Would you give me your phone number?
- Will you give me your telephone number?

- Ik kan me je telefoonnummer niet herinneren.
- Ik kan me uw telefoonnummer niet herinneren.
- Ik kan me jullie telefoonnummer niet herinneren.

I forget your phone number.

Kun je me je telefoonnummer geven?

- May I have your phone number?
- Could you please tell me what your cell phone number is?
- Could you tell me your mobile number please?

Geef me uw naam en telefoonnummer.

Please tell me your name and telephone number.

Ik heb Tom Maria's telefoonnummer gegeven.

I gave Tom Mary's phone number.

Geef mijn telefoonnummer niet aan Tom.

Don't give Tom my phone number.

Ik kom niet op Toms telefoonnummer.

I can't remember Tom's phone number.

Mijn telefoonnummer is twee, vier, zes, acht.

My phone number is 2468.

Bent u uw telefoonnummer wel eens vergeten?

Have you ever forgotten your phone number?

Maria kende noch zijn naam, noch zijn telefoonnummer.

Maria knew neither his name nor his phone number.

Wat is het telefoonnummer van de Tokyo Dome?

What's the number for the Tokyo Dome?

Schrijf alstublieft hier uw naam, adres en telefoonnummer.

Please write down your name, address, and phone number here.

Wat is het telefoonnummer van het taxibedrijf Dazhong?

What's the number of the taxi company "Dazhong"?

- Mag ik je telefoonnummer?
- Mag ik je nummer?

Can I have your telephone number?

Ik heb het telefoonnummer op het notitieblok geschreven.

I wrote the phone number on the writing pad.

"Wat is jouw telefoonnummer?" "Het is 1234-5678."

"What's your phone number?" "It's 1234-5678."

Tom is degene die me Maria's telefoonnummer gaf.

Tom is the one who gave me Mary's phone number.

"Mag ik jouw telefoonnummer?" "Ja! Het is 1234-5678."

"May I have your phone number?" "Yes! It's 1234-5678."

Ik zou graag weten hoe je aan mijn telefoonnummer geraakt bent.

I'd like to know how you got my phone number.

Tom schreef zijn telefoonnummer op een servet en gaf ze aan Maria.

Tom wrote his phone number on a napkin and handed it to Mary.

- Geef me jouw telefoonnummer, voor de zekerheid.
- Geef me jouw gsm-nummer, voor de zekerheid.

Give me your phone number, just in case.