Translation of "Naam" in English

- Schrijf je naam.
- Schrijf uw naam.

Write your name.

- Ik ken zijn naam.
- Ik weet zijn naam.

I know his name.

- Zijn naam was onbekend.
- Haar naam was onbekend.

- Her name was unknown.
- Her name was not known.

Onder welke naam?

Under what name?

Je naam, alsjeblieft.

Your name, please.

In Gods naam!

- For God's sake!
- For the love of God!

Schrijf je naam.

Write your name.

Uw naam? - Robot.

Your name? - Robot.

- Schrijf uw naam in hoofdletters.
- Schrijf je naam in hoofdletters.
- Schrijf jullie naam in hoofdletters.
- Schrijf jouw naam in hoofdletters.

Write your name in capital letters.

- Schrijf uw naam alstublieft.
- Wil je je naam opschrijven?

Please write down your name.

- Schrijf je naam hier op.
- Noteer je naam hier.

Write down your name here.

- Schrijf uw naam in hoofdletters.
- Schrijf je naam in hoofdletters.
- Schrijf jullie naam in hoofdletters.

Write your name in capitals.

- Ik ben zijn naam vergeten.
- Ik ben haar naam kwijt.
- Ik ben zijn naam kwijt.

- I forget his name.
- I forgot his name.
- I've forgotten his name.
- I've forgotten her name.

- Wat is jouw Bosnische naam?
- Wat is uw Bosnische naam?
- Wat is jullie Bosnische naam?

What's your Bosnian name?

- Schrijf je naam in hoofdletters.
- Schrijf jullie naam in hoofdletters.
- Schrijf jouw naam in hoofdletters.

Write your name in capitals.

- Wat is jouw volledige naam?
- Wat is uw volledige naam?
- Wat is jullie volledige naam?

What's your full name?

- Ik ken zijn naam.
- Ik weet wat zijn naam is.

I know what his name is.

- Haar naam was fout gespeld.
- Haar naam was verkeerd gespeld.

Her name was spelled wrong.

- Ik ken zijn naam niet.
- Ik weet zijn naam niet.

- I don't know his name.
- I don't know what his name is.

- Je hebt zo'n mooie naam.
- U heeft zo'n mooie naam.

You have such a beautiful name.

- Hij is zijn naam kwijt.
- Hij is zijn naam vergeten.

He forgot his name.

- Tik je naam in, alsjeblief.
- Tik uw naam in, alstublieft.

- Please type your name.
- Type your name, please.

- Ik vind je naam leuk.
- Ik vind uw naam leuk.

I like your name.

Zijn naam is haatdelict.

His name is hate crime.

Mijn naam is Nanfu.

My name is Nanfu.

Mijn naam is Hopkins.

My name is Hopkins.

Schrijf uw naam alstublieft.

Please write down your name.

Mijn naam is Yamada.

My name is Yamada.

Mijn naam is Hisashi.

My name is Hisashi.

Iedereen kent zijn naam.

- Everybody knows his name.
- Everyone knows his name.

Mijn naam is Henry.

- My name is Henry.
- My name's Henry.

Mijn naam is Farshad.

My name is Farshad.

Mijn naam is haas.

My name is Hase.

Ken je zijn naam?

Do you know his name?

Mijn naam is Andrea.

- My name is Andrea.
- My name is Andrée.

Mijn naam is Ludwig.

My name is Ludwig.

Mijn naam is Ivan.

My name is Ivan.

Spel uw naam alstublieft.

Please spell your name.

Mijn naam is Wang.

My name is Wang.

Mijn naam is Ricardo.

- My name is Ricardo.
- My name's Ricardo.

Mijn naam is Jack.

- My name is Jack.
- My name's Jack.

Mijn naam is Yatarou.

My name is Yatarou.

Haar naam is Lucifera.

Her name is Lucifera.

Wat is je naam?

- What is your name?
- What's your name?

Mijn naam is Ahmad.

My name is Ahmad.

Wat is zijn naam?

- What is his name?
- What's his name?

Mijn naam is Laurie.

My name is Laurie.

Deze naam is Ken.

That name is Ken.

Mijn naam is Francesco.

My name is Francesco.

Niemand weet haar naam.

No one knows her name.

Mijn naam is Muhammed.

My name is Mohamed.

Mijn naam is Emily.

My name is Emily.

Mijn naam is Tom.

- My name is Tom.
- My name's Tom.

Mijn naam is Shu.

My name is Shu.

Mijn naam is Dušana.

My name is Dušana.

Mijn naam is Roberto.

My name is Roberto.

Haar naam was Maria.

Her name was Mary.

Spel je naam, alsjeblieft.

Spell your name, please.

Uw naam werd vermeld.

Your name was mentioned.

Zeg mij uw naam.

Tell me what your name is.

Ik ken zijn naam.

I know his name.

Mijn naam is Sally.

My name is Sally.