Examples of using "Hollandaca" in a sentence and their dutch translations:
- Spreekt u Nederlands?
- Spreek je Nederlands?
- Spreekt u Nederlands?
- Spreek je Nederlands?
- Spreken jullie Nederlands?
Sprak zij geen Nederlands?
Ik wil Nederlands leren.
- Spreekt u Nederlands?
- Spreken jullie Nederlands?
Je spreekt beroerd Nederlands.
Wat?! Tom spreekt Nederlands!
Nederlands leren is niet moeilijk.
Ik begrijp het Nederlands niet. Het is moeilijk.
Waar ben je begonnen Nederlands te leren spreken?
Behalve Turks spreek ik ook Nederlands.
Ik spreek Nederlands, en zij?
Nederlands is nauw verwant aan Duits.
Nederlands is nauw verwant aan Duits.
Mijn vriend spreekt Nederlands van nature.
Joke geeft haar Turkse buurmeisje Nederlandse lessen.
Duits, Nederlands, Noors en Engels zijn Germaanse talen.
Ik hoop dat ik snel veel meer dan een paar zinnen ken in het Nederlands.
Ik hoop dat ik snel veel meer dan een paar zinnen ken in het Nederlands.