Examples of using "Bisikletle" in a sentence and their dutch translations:
Hij is met de fiets vertrokken.
Hij is op de fiets gegaan.
Ik had op de fiets moeten komen.
Ik ga met de fiets naar het werk.
Gewoonlijk ga ik met de fiets naar school.
Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.
Ik reis rond de wereld op de fiets.
Ik ga met de fiets naar het werk.
Als je kunt lopen of fietsen, doe dat.
Maria gaat gewoonlijk op de fiets naar school.
Tom gaat meestal met de fiets naar school.
De meeste studenten hier gaan op de fiets naar school.
Sommigen gingen te voet, anderen gingen met de fiets.
Hij komt te voet of met de fiets.
Hoe lang is het fietsen van hier naar jouw huis?
Vanmorgen lag de temperatuur onder nul, maar toch ben ik naar school gefietst.
Soms ga ik lopend naar het werk en soms op de fiets, want ik woon heel dicht bij mijn werk.