Translation of "Gitti" in Dutch

- Nereye gitti?
- O nereye gitti?

Waar ging hij heen?

- O dışarı gitti.
- O gitti.

Hij is vertrokken.

- O, eve gitti.
- Eve gitti.

Hij ging naar huis.

- O, alışverişe gitti.
- Alışverişe gitti.

- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.

- Yıllar geçip gitti.
- Yıllar geçti gitti.
- Seneler geçip gitti.
- Seneler geçti gitti.

Vele jaren gingen voorbij.

Işık gitti.

Het licht ging aan.

Onlar gitti.

- Ze zijn weg.
- Zij zijn weg.

Tom gitti.

Tom is weggegaan.

Büyü gitti.

De magie is weg.

Nasıl gitti?

Hoe is het afgelopen?

Elektrik gitti.

- De stroom is uitgevallen.
- De elektriciteit is uitgevallen.

Zaten gitti.

Hij is al weg.

O gitti.

Ze ging weg.

Ve gitti.

En weg is het.

Kütüphaneye gitti.

Hij is naar de bibliotheek gegaan.

Nereye gitti?

Waar is hij naartoe?

- Eve yürüyerek gitti.
- O, eve yayan gitti.
- O, eve yürüyerek gitti.

- Hij ging te voet naar huis.
- Hij liep naar huis.
- Hij is te voet naar huis gegaan.

- O hangi yöne gitti?
- Hangi yöne gitti?

Welke richting is hij uitgegaan?

Karga uçup gitti.

- De kraai vloog weg.
- De kraai is weggevlogen.

O İtalya'ya gitti.

Ze is naar Italië gegaan.

O Ibaraki'ye gitti.

Ze ging naar Ibaragi.

Altın aramaya gitti.

Hij ging op zoek naar goud.

O aniden gitti.

Hij ging onmiddellijk weg.

Tom batıya gitti.

- Tom ging naar het westen.
- Tom is naar het westen gegaan.

Tom tünelden gitti.

Tom ging door de tunnel.

Onunla birlikte gitti.

Hij ging samen met haar.

O, dişçiye gitti.

Hij ging naar de tandarts.

O, aceleyle gitti.

- Hij ging in alle haast weg.
- Hij vertrok in alle haast.
- Hij ging er overhaast vandoor.

O, Amerika'ya gitti.

Hij ging naar Amerika.

O, yukarı gitti.

- Ze ging naar boven.
- Ze is naar boven gegaan.

Arkadaşım Kanada'ya gitti.

Mijn vriend ging naar Canada.

O, mağazaya gitti.

- Hij ging naar de winkel.
- Zij ging naar de winkel.

O yurtdışına gitti.

Hij ging naar het buitenland.

Tom nereye gitti?

Waar ging Tom naartoe?

Ne yanlış gitti?

Wat ging er mis?

Onlar Ibiza'ya gitti.

Ze gingen naar Ibiza.

Her şey gitti.

Alles is weg.

O, kütüphaneye gitti.

Hij is naar de bibliotheek gegaan.

O henüz gitti.

Ze is net vertrokken.

Kayak yapmaya gitti.

Hij ging skiën.

Tom Avustralya'ya gitti.

Tom ging naar Australië.

Tom dişçiye gitti.

Tom ging naar de tandarts.

İşler ters gitti.

Het ging mis.

Oğlan okula gitti.

De jongen ging naar school.

Babam Çin'e gitti.

- Mijn vader ging naar China.
- Mijn vader is naar China gegaan.

O, bisikletle gitti.

Hij is op de fiets gegaan.

O, yürüyüşe gitti.

Hij ging wandelen.

O Amerika'ya gitti

Ze is naar Amerika gegaan.

Bu sorunsuzca gitti.

- Het had een vlot verloop.
- Het verliep vlotjes.

Çok uzağa gitti.

Hij overdreef.

Okula arabayla gitti.

Hij ging naar school per auto.

Tom yatmaya gitti.

- Tom ging naar bed.
- Tom is naar bed gegaan.

O zaten gitti.

- Hij is al vertrokken.
- Hij is al weg.

Testin nasıl gitti?

- Hoe ging de toets?
- Hoe ging het proefwerk?

Onlar nereye gitti?

- Waar zijn ze heengegaan?
- Waar zijn ze naartoe gegaan?

Hasan okula gitti.

Hassan ging naar school.

Bütün eşyalarım gitti.

Al mijn spullen zijn verdwenen.

Onlar dışarı gitti.

Ze gingen uit.

Az önce gitti.

Hij is net weggegaan.

Röportajın nasıl gitti?

- Hoe is je sollicitatiegesprek gegaan?
- Hoe was je interview?

O, Paris'e gitti.

Ze is naar Parijs gegaan.

Eve yürüyerek gitti.

Hij is te voet naar huis gegaan.

O, İsviçre'ye gitti.

Hij is naar Zwitserland gegaan.

O tarafa gitti.

- Ze ging in die richting.
- Ze ging die kant op.

Tom Boston'a gitti.

Tom is naar Boston gegaan.

O eve gitti.

Ze ging naar huis.

Tom kestirmeden gitti.

Tom nam een binnenweg.

Tom, Avustralya'ya gitti.

Tom is vertrokken naar Australië.

Sami eczaneye gitti.

Sami ging naar de apotheek.

Sami camiye gitti.

Sami ging naar de moskee.

Tom kafeteryaya gitti.

Tom ging naar de cafetaria.

Sami, Facebook'a gitti.

Sami ging op Facebook.

- Tom eve yürüyerek gitti.
- Tom eve yaya gitti.

Tom ging te voet naar huis.

- Üç kez Fransa'ya gitti.
- Fransa'ya üç kez gitti.
- O, Fransa'ya üç kez gitti.

Zij is drie keer naar Frankrijk gegaan.

Sonunda, o, Amerika'ya gitti.

Eindelijk ging hij naar Amerika.

O konsere gitti mi?

Ging ze naar dat concert?

Onların hepsi oraya gitti.

Ze gingen er allemaal naartoe.

O daha önce gitti.

Hij was al weg.

Biz hariç herkes gitti.

Iedereen vertrok, behalve wij.