Translation of "Gider" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "Gider" in a sentence and their dutch translations:

O, anaokuluna gider.

- Hij gaat naar de kleuterschool.
- Hij gaat naar de peuterspeelzaal.

Kim oraya gider?

Wie gaat ernaartoe?

Sinemaya gider misin?

- Ga je naar de bioscoop?
- Gaat u naar de bioscoop?

Tom kiliseye gider.

Tom gaat naar de kerk.

Sami camiye gider.

Sami gaat naar de moskee.

- Tom okula yaya gider.
- Tom okula yayan gider.

Tom gaat te voet naar school.

- Mike okula otobüsle gider.
- Mike otobüsle okula gider.

Mike gaat met de bus naar school.

- Haydan gelen huya gider.
- Selden gelen suya gider.

Zo gewonnen, zo geronnen.

O nadiren dışarı gider.

Ze gaat zelden uit.

Her pazar kiliseye gider.

Ze gaat elke zondag naar de kerk.

Tom nadiren konserlere gider.

Tom gaat zelden naar concerten.

Babam işe bisikletle gider.

Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.

Genellikle kütüphaneye arabayla gider.

Hij rijdt dikwijls naar de bibliotheek.

Tom işe trenle gider.

Tom gaat met de trein naar zijn werk.

Belki şansımız yaver gider.

Misschien hebben we geluk.

Bu yol nereye gider?

- Waar gaat dit pad naartoe?
- Waar leidt dit pad naartoe?

Çocuklar sabahleyin okula gider.

De kinderen gaan ‘s morgens naar school.

Hangi otobüs havaalanına gider?

Welke bus gaat naar het vliegveld?

Bu gemi Vancouver'e gider.

Dit schip vaart naar Vancouver.

O nadiren kiliseye gider.

Hij gaat zelden naar de kerk.

Babam bazen yurtdışına gider.

Mijn vader gaat soms naar het buitenland.

Çıplak yüzmeye gider miydin?

- Zoudt ge ooit naakt zwemmen?
- Zou je ooit naakt zwemmen?

Sence hoşuna gider mi?

Denk je dat ze dat leuk vindt?

Tom şehre otobüsle gider.

Tom gaat naar de stad per bus.

Dergi okumak hoşuma gider.

Ik lees graag tijdschriften.

Selden gelen suya gider.

Zo gewonnen, zo geronnen.

- O, okula yaya gider.
- Okula yayan gidiyor.
- Okula yürüyerek gider.

Hij gaat te voet naar school.

O, genellikle dokuzda yatmaya gider.

Gewoonlijk gaat ze om negen uur slapen.

Her yıl denizaşırı ülkelere gider.

Hij gaat ieder jaar naar het buitenland.

Klasik müzik dinlemek hoşuma gider.

Ik luister graag naar klassieke muziek.

Bill günaşırı balık tutmaya gider.

Bill gaat om de dag vissen.

Sık sık alışverişe gider misin?

Ga je vaak winkelen?

Bu otobüs plaja gider mi?

Gaat deze bus naar het strand?

Japonya'da, bütün çocuklar okula gider.

Alle kinderen gaan naar school in Japan.

Kitap okumak için kütüphaneye gider.

Hij gaat naar de bibliotheek om boeken te lezen.

Babam ofisine genellikle otobüsle gider.

Normaal gaat mijn vader met de bus naar kantoor.

Öğrencilerin çoğu okula yürüyerek gider.

De meeste studenten gaan te voet naar school.

Tom sık sık Boston'a gider.

Tom gaat vaak naar Boston.

Bunu yapsam hoşuna gider mi?

Vind je het leuk als ik dat doe?

Amerikan romanlarını okumak hoşuma gider.

Ik lees graag Amerikaanse romans.

Gurur bir düşüşten önce gider.

- Hoogmoed komt voor de val.
- Iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende.

Ailem her yıl İtalya'ya gider.

Mijn familie gaat ieder jaar naar Italië.

Cumartesi günü okula gider misin?

Ga je op zaterdag naar school?

O, her gün oraya gider.

Hij gaat daar elke dag naartoe.

Kırmızı şarap etle iyi gider.

Rode wijn past goed bij vlees.

Gri, kırmızı ile iyi gider.

Grijs past goed bij rood.

Köpeğim benimle her yere gider.

Mijn hond gaat overal met me mee.

Bu kitap üst rafta gider.

- Dit boek gaat de bovenste plank op.
- Dit boek moet op de bovenste plank.

Bu yol Hong Kong'a gider.

Deze weg leidt naar Hong Kong.

Bu otobüs müzeye gider mi?

Gaat deze bus naar het museum?

Viski çayla çok iyi gider.

Whisky en thee gaan heel goed samen.

Her gün alışverişe gider misin?

Doe je iedere dag boodschappen?

Babam her sabah koşuya gider.

Mijn vader gaat elke ochtend joggen.

O, okula saat yedide gider.

Hij vertrekt naar school om zeven uur.

O her yıl Karuizawa'ya gider.

Hij gaat ieder jaar naar Karuizawa.

O, otobüsle okula gider mi?

Gaat hij met de bus naar school?

Babam pazar günü kiliseye gider.

Mijn vader gaat 's zondags naar de kerk.

Tom Pazar sabahı kiliseye gider.

Tom gaat op zondagmorgen naar de kerk.

Maria okula genellikle bisikletle gider.

Maria gaat gewoonlijk op de fiets naar school.

Tom genellikle okula bisikletle gider.

Tom gaat meestal met de fiets naar school.

Noel günü kiliseye gider misin?

- Ga je naar de kerk op kerstdag?
- Gaat u naar de kerk op kerstdag?
- Gaan jullie naar de kerk op kerstdag?

Fırsatın olsa Boston'a gider misin?

Zou je naar Boston gaan als je de kans had?

Sami yerel bir camiye gider.

Sami gaat naar een lokale moskee.

Kırmızı şarap, et ile iyi gider.

Rode wijn past goed bij vlees.

Tom çoğunlukla nehirde balık tutmaya gider.

Tom gaat dikwijls naar de rivier om te vissen.

Haftada bir kez, o, aerobiğe gider.

Ze gaat een keer per week naar aerobics.

Onun erkek kardeşi okula otobüsle gider.

Zijn broer gaat met de bus naar school.

Bazı insanlar Pazar sabahı kiliseye gider.

Enkele mensen gaan de zondagmorgen naar de kerk.

Buradaki öğrencilerin çoğu okula bisikletle gider.

De meeste studenten hier gaan op de fiets naar school.

Sanayileşme çoğu kez kirlilikle birlikte gider.

Industrialisering gaat vaak gepaard met vervuiling.

ABD'de arabalar yolun sağ kısmından gider.

- In de Verenigde Staten rijden de auto's rechts.
- In de VS rijden de auto's rechts.

Hiromi haftada beş gün okula gider.

Hiromi gaat vijf dagen per week naar school.

Diş nerede ağrırsa, dil oraya gider.

Waar een tand pijn doet, daar gaat de tong naartoe.

Pizza ve bira birlikte iyi gider.

Pizza en bier gaan goed samen.

Ailem her kış kayak yapmaya gider.

Mijn familie gaat elke winter skiën.

Köpeğim her yere benimle birlikte gider.

Mijn hond gaat overal met me mee.

O her yıl yurt dışına gider.

Hij gaat ieder jaar naar het buitenland.

Birçok insan Noel arifesinde kiliseye gider.

Veel mensen gaan op kerstavond naar de kerk.

- Plaj ne tarafta?
- Hangi yol plaja gider?

- Hoe kom ik bij het strand?
- Welke kant is het strand op?

Onlar her zaman kışın kayak yapmaya gider.

Zij gaan altijd skiën in de winter.

O, her üç günde bir süpermarkete gider.

Ze gaat om de drie dagen naar de supermarkt.

Tom her zaman Mary'nin çalıştığı süpermarkete gider.

Tom gaat altijd naar de supermarkt waar Mary werkt.

- Hangi yol plaja gider?
- Plaja nasıl gidebilirim?

Hoe kom ik bij het strand?

Tom sadece haftada dört gün okula gider.

Tom gaat maar vier dagen per week naar school.

Kız kardeşim, Nijmegen'den Kleve'ye genellikle otobüsle gider.

- Mijn zus rijdt vaak met de bus van Nijmegen naar Kleef.
- Mijn zus gaat vaak met de bus van Nijmegen naar Kleef.

- Acele ile menzil alınmaz.
- Acele giden ecele gider.

Haastige spoed is zelden goed.

Babam yakındaki nehirde sık sık balık tutmaya gider.

Mijn vader gaat dikwijls vissen in de nabijgelegen rivier.

- O nadiren dışarı gider.
- O nadiren dışarı çıkar.

Ze gaat zelden uit.