Examples of using "çocuğum" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een kind.
Ik heb twee kinderen.
Ik heb drie kinderen.
Ik heb geen kinderen.
Ik ben enig kind.
Ik ben enig kind.
Ik ondersteun twee kinderen.
Ik heb maar twee kinderen.
- Ik ben een verlegen jongen.
- Ik ben een schuchtere jongen.
Ik heb vier kinderen.
Ik heb geen kinderen.
- Ik ben een brave jongen.
- Ik ben een goede jongen.
Ik ben alleenstaand en heb geen kinderen.
Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
Ik heb een vrouw en drie kinderen.
Ik heb een vrouw en een kind.
- Ik ben een verlegen jongen.
- Ik ben een schuchtere jongen.
Ik heb een vrouw en twee kinderen te voeden.
- "Heb je broers of zussen?" "Nee, ik ben enig kind."
- "Heb je broers of zussen?" "Neen, ik ben enig kind."
Ik heb geen kinderen en ik ben niet dol op het erfrecht. Als ik het nalaat aan de staat, is er onze bureaucratie.