Examples of using "Viejo" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben oud.
Tom is oud.
Hij is oud.
Ik ben oud.
Ik ben oud.
- Jij viezerik!
- Perverseling!
Ik heb een oude auto.
Hij is oud.
Het is een oude piano.
Ik voel mij oud.
Ik ben al oud.
Hij is oud.
Ik ben niet oud.
Hallo, oude vriend!
De oude man leeft alleen.
Misschien ben ik te oud.
Dat boek is echt oud.
Hij is een oude vriend van mij.
Zag de auto er oud uit?
Hij was heel oud.
De man is oud.
Mijn bureau is oud.
Ik word ouder.
Ik word ouder.
Het boek is oud.
- Het is een oud cliché.
- Het is een oud stereotiep.
Hij is een oude vriend van mij.
De oude man leeft alleen.
Tom ziet er niet oud uit.
U bent niet oud.
Wat een oud boek is dat!
Het is een oude piano.
Het is een oude piano.
- Hij wordt ouder.
- Hij wordt oud.
Ik heb een oude auto.
Een oud vat.
Misschien ben ik te oud.
Hij is oud, net als ik.
Hij is een oude vriend van mij.
Mijn oude jurk is blauw.
De bruine hoed is oud.
De oude man is heel vriendelijk.
Ik werd door een oude vriend uitgenodigd.
Dit boek is echt oud!
Hij is een vieze ouwe man.
Dat boek is echt oud.
Tom is de oudste.
Jij bent ouder dan Tom.
- Dit is een oud boek.
- Dit boek is oud.
Dat boek is echt oud.
- Deze boom is erg oud.
- Deze boom is heel oud.
- Dit is een oud apparaat.
- Dit is een oud toestel.
Hoewel hij heel oud is, is hij sterk.
Waarom wil je zo'n oude auto?
ze wisten hoe het oude zwijn stierf.
- Het oude echtpaar had geen kinderen.
- Het bejaarde echtpaar had geen kinderen.
Is de man oud of jong?
Mijn vader repareerde mijn oude horloge.
Hij was erg oud en ziek.
Hij was te oud om te zwemmen.