Translation of "Nieva" in Dutch

0.017 sec.

Examples of using "Nieva" in a sentence and their dutch translations:

Nieva.

- Het sneeuwt.
- Het is aan het sneeuwen.

Nieva allá.

Het sneeuwt daar.

- Está nevando.
- Nieva.

Het sneeuwt.

¿Acaso nieva en Boston?

Sneeuwt het in Boston?

Aquí siempre nieva en invierno.

Het sneeuwt hier altijd in de winter.

Donde nosotros nieva en enero.

Bij ons sneeuwt het in januari.

Nieva mucho aquí en invierno.

In de winter valt er hier veel sneeuw.

En este país no nieva nunca.

Het sneeuwt nooit in dit land.

- Si nieva mañana, haré un muñeco de nieve.
- Si mañana nieva, haré un muñeco de nieve.

Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwman.

Siempre uso botas cuando llueve o nieva.

Ik draag altijd laarzen als het regent of sneeuwt.

- ¡Ah, es nieve!
- Nieva.
- Mira, está nevando.

Ach, het sneeuwt!

Por lo general, acá no nieva mucho.

Hier sneeuwt het gewoonlijk niet veel.

Pero, cuando nieva, hay que ser más listo.

Maar met deze sneeuw moet je slimmer zijn.

Pero, cuando nieva, hay que ser más listos.

...maar als het zo sneeuwt moet je slimmer zijn.

- Está nevando hoy.
- Hoy está nevando.
- Hoy nieva.

Het sneeuwt vandaag.

Si nieva mañana, haré un muñeco de nieve.

- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwpop.
- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwman.

Y, a diferencia de cuando nieva, la lluvia derrite el hielo,

en in tegenstelling tot sneeuwval doet regen ijs smelten,

- Parece que mañana va a nevar.
- Parece que mañana nieva.
- Supuestamente mañana nevará.
- Debería nevar mañana.

Het moet morgen gaan sneeuwen.

Me he estado regocijando toda la semana de que nevaría el jueves, estamos a jueves, ¡y no nieva!

Heb ik me de hele week erop verheugd dat het donderdag zou gaan sneeuwen, nou is het donderdag, sneeuwt 't niet!