Examples of using "Enero" in a sentence and their dutch translations:
Bij ons sneeuwt het in januari.
We wonen hier sinds januari.
- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.
- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.
Bij ons sneeuwt het in januari.
Op 25 januari zal hij terugkomen.
- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.
Bij ons sneeuwt het in januari.
In januari was ik bij hem.
De eerste maand van het jaar is januari.
Januari is de eerste maand van het jaar.
Sam is in januari gaan skiën.
Van 5 tot 15 januari alstublieft.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.
De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december zijn de twaalf maanden van het jaar.