Translation of "Enero" in Dutch

0.012 sec.

Examples of using "Enero" in a sentence and their dutch translations:

Tenemos nieve en enero.

Bij ons sneeuwt het in januari.

Vivimos acá desde enero.

We wonen hier sinds januari.

- Hoy es el dos de enero.
- Hoy es dos de enero.

- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.

Hoy es dos de enero.

- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.

Donde nosotros nieva en enero.

Bij ons sneeuwt het in januari.

Volverá el veinticinco de enero.

Op 25 januari zal hij terugkomen.

Hoy es el dos de enero.

- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.

Donde vivo, tenemos nieve en enero.

Bij ons sneeuwt het in januari.

Me encontré con él en enero.

In januari was ik bij hem.

El primer mes del año es enero.

De eerste maand van het jaar is januari.

Enero es el primer mes del año.

Januari is de eerste maand van het jaar.

Sam se fue a esquiar en enero.

Sam is in januari gaan skiën.

Del 5 al 15 de enero, por favor.

Van 5 tot 15 januari alstublieft.

Enero, febrero, marzo, abril, mayo, junio, julio, agosto, septiembre, octubre, noviembre, diciembre.

Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.

Los meses del año son: enero, febrero, marzo, abril, mayo, junio, julio, agosto, septiembre, octubre, noviembre y diciembre.

De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december.

Enero, febrero, marzo, abril, mayo, junio, julio, agosto, septiembre, octubre, noviembre y diciembre son los doce meses del año.

Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december zijn de twaalf maanden van het jaar.