Examples of using "Moneda" in a sentence and their dutch translations:
Geef me een munt.
De munt is goud.
- Ik heb een muntstuk op de stoep gevonden.
- Ik heb een geldstuk op het trottoir gevonden.
Wat is de wisselkoers?
De jongens vonden een geldstuk.
- Ik heb een muntstuk op de stoep gevonden.
- Ik heb een geldstuk op het trottoir gevonden.
- Ik heb een muntstuk op de stoep gevonden.
- Ik heb een geldstuk op het trottoir gevonden.
Ze tosten over hun lot met een muntstuk.
Tom toste het muntstuk en zei: „Kop of munt?”
Een kant van een munt wordt 'kop' genoemd, en de andere zijde wordt 'munt' genoemd.
Als je in het buitenland reist, heb je wisselgeld nodig in de valuta van dat land om te betalen voor een taxi, een kop koffie of fooi.