Examples of using "Profesora" in a sentence and their dutch translations:
Ze is lerares.
- Ben je lerares?
- Ben je leerkracht?
Ik was lerares.
Ik ben leraar Japans.
Mijn moeder is een lerares.
- Ben je lerares?
- Ben je leerkracht?
- Ze stond voor de klas.
- Ze was docent.
- Zij is onze docent.
- Zij is onze lerares.
- Zij is onze juf.
- Zij is onze leraar.
- Hoe is die leraar?
- Hoe is die lerares?
Cecilia was geen leraar.
Ze is een heel goede lerares.
Mary was de enige lerares.
Ik ben professor.
Ook mijn moeder is lerares.
"Nu is het genoeg!", zei de lerares.
Zijn vrouw is onze lerares Italiaans.
Onze leerkracht komt naar het bord.
- Ervaring is de beste leermeester.
- Ondervinding is de beste leermeester.
Tom wist dat Mary lerares was.
Mijn zus werkt als lerares Engels.
Wie is de lerares Chinees?
Betty is danslerares.
- Ik was leraar.
- Ik was lerares.
Ze is een heel goede lerares.
Tom is getrouwd met een lerares.
Ik ben geen leraar.
Onze lerares ziet er heel jong uit.
Ik denk dat ik lerares zou willen zijn.
De vrouw praat alsof ze een lerares is.
Is juffrouw Smith lerares Engels?
Zijn vrouw is mijn leerkracht Italiaans.
- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.
Juffrouw Swan is onze lerares Engels.
Mijn moeder is een lerares.
- Ik ben leraar Frans.
- Ik ben lerares Frans.
- Ik ben leraar Japans.
- Ik ben een Japanse leraar.
- Ik ben een Japanse lerares.
Ze is een net van de universiteit afgestudeerde lerares.
De lerares riep mij tot de orde omdat ik niet oplette.
Waarom bent u lerares geworden?
- Onze leraar ziet er heel jong uit.
- Onze lerares ziet er heel jong uit.
- Ervaring is de beste leermeester.
- Ondervinding is de beste leermeester.
- Ervaring is de beste leermeester.
- Ondervinding is de beste leermeester.
Zijn vrouw is mijn leerkracht Italiaans.
In de eerste plaats wil ik mijn bijzondere dank betuigen aan mijn professor Ana Costa.
De lerares wees met haar vinger naar mij en vroeg me om met haar mee te komen.
Bent u leraar of leerling?
Mijn vroegere lerares Engels draait zich nu zeker weten om in haar graf.
Natalia is de lieveling van de leraar, maar dat zal ze nooit toegeven.
- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?
Als er iemand in de klas jarig is, tekent de juf altijd een vlag op het bord.
- Je bent een leraar.
- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.
Onze leraar is een echte idioot.
De leraar zei tegen me dat ik mijn haar moest laten knippen.
- Je bent een leraar.
- Je bent leerkracht.
Onze leraar is een echte idioot.