Examples of using "Duró" in a sentence and their dutch translations:
Het duurde niet lang.
- De film duurde 2 uur.
- De film duurde twee uur.
Onze vriendschap hield geen stand.
Het was leuk zolang het duurde.
- Het plezier was kort.
- Het plezier duurde kort.
De vergadering duurde tot vijf uur.
Het regende gedurende vier dagen.
- De regen hield aan gedurende een week.
- Het regende een week lang.
De oorlog duurde twee jaar.
De voorstelling heeft twee uur geduurd.
De film duurde 2 uur.
Klaar! Dat duurde niet lang, wel?
De vergadering duurde tot vijf uur.
De regen bleef de ganse nacht door aanhouden.
Het koude weer duurde drie weken.
Hoe lang duurde de beschaving van de Maya's?
Twee weken lang bleef het heet weer.
Het telefoongesprek duurde zes uur.
De ganse aangelegenheid duurde maar een ogenblik.
De Amerikaanse Burgeroorlog duurde vier jaar.
Zijn toespraak duurde zo lang, dat men in slaap viel.
De Amerikaanse Burgeroorlog duurde vier jaar.
Het regenweer duurde tien dagen achter elkaar.
- Het regende een week lang.
- Het heeft een week lang geregend.