Examples of using "Claus" in a sentence and their dutch translations:
Denk jij dat de Kerstman nog bestaat?
Ik vraag me af of de Kerstman eigenlijk wel bestaat?
Hoeveel kerstmannen zijn er?
- Hoeveel Kerstmannen zijn er eigenlijk?
- Hoeveel kerstmannen zijn er?
Tot welke leeftijd geloofde jij nog in de Kerstman?
De Kerstman is eigenlijk gewoon jouw vader, nietwaar?
Het meisje gelooft nog steeds in de kerstman.
Ik vraag me af of de Kerstman eigenlijk wel bestaat?
- Geloofde u in de Kerstman toen u een kind was?
- Geloofde jij in de Kerstman toen je een kind was?
Tom liet haar de brief van de Kerstman zien.
- Geloof je in de kerstman?
- Gelooft u in de kerstman?
- Geloven jullie in de kerstman?
De kerstman is Chinees.
- Wat wil je dat de kerstman je brengt voor Kerstmis?
- Wat wilt u dat de kerstman u brengt voor Kerstmis?
- Wat willen jullie dat de kerstman jullie brengt voor Kerstmis?
Als jij je niet gedraagt, dan komt de Kerstman niet hoor.
Ik was negen jaar oud toen ik mijn moeder vroeg of de Kerstman echt bestond.