Examples of using "ángel" in a sentence and their dutch translations:
Je bent een engel!
Ze is een engel.
Je bent een engel!
Tom is geen engel.
Er gaat een dominee voorbij.
Dank je. Je bent een engel.
Je bent mijn engel.
- Ik hou van jou, schatje.
- Ik hou van je, mijn engel.
Tom is een engel.
Ik ben geen engel.
Sami was een engel.
Ze zingt als een engel.
Angela is geen engel.
Een slapend kind lijkt op een engel.
Ik houd van Małgorzata als een engel. Omdat ik van haar houd. Hoe mooi is haar gezicht en blonde haar!