Examples of using "Encendedor" in a sentence and their dutch translations:
- Heeft u een aansteker?
- Hebt ge een aansteker?
- Heeft u een aansteker?
- Heb je een aansteker?
- Hebben jullie een aansteker?
De man stak een sigaret op met een aansteker.
- Hebt ge een aansteker?
- Heb je een aansteker?
- Heeft u een aansteker?
- Heb je een vuurtje voor mij?
- Hebt ge een aansteker?
- Meneer, u heeft uw aansteker op tafel laten liggen!
- Mijnheer, ge hebt uw aansteker op tafel laten liggen.
De harde wind blies de aansteker elke keer uit, toen hij probeerde haar sigaret aan te steken.
Meneer, u heeft uw aansteker op tafel laten liggen!