Examples of using "приходить" in a sentence and their dutch translations:
- U moet niet komen morgen.
- Jullie moeten niet komen morgen.
Is je verteld wanneer je moet komen?
Ik kom graag vroeg.
Je hoefde niet te komen.
U moet niet komen morgen.
Ik kom graag vroeg.
Probeer vanaf vandaag op tijd te komen.
- Je hoefde niet te komen.
- Je had niet hoeven te komen.
Hoe laat moet ik komen?
Tom hoeft morgen niet te komen.
We hadden niet moeten komen.
Ik vroeg Tom niet hiernaartoe te komen.
Hij had zelf niet hoeven komen.
Ik zal zo dikwijls mogelijk komen.
Tom kan op elk moment komen.
Nick moet niet naar mijn bureau komen.
Ge hadt niet zo vroeg moeten komen.
Je hoeft niet naar kantoor te komen op zaterdag.
Ik kan je niet elke dag bezoeken.
Hoe laat moet ik komen?
Hij kwam, hoewel ik hem gezegd had het niet te doen.
Tom kan op elk moment komen.
Hoe laat moet ik komen?