Examples of using "научил" in a sentence and their dutch translations:
- Wie heeft u dat geleerd?
- Wie heeft je dat geleerd?
Hij heeft mij leren zwemmen.
- Wie heeft u dat geleerd?
- Wie heeft je dat geleerd?
Niemand heeft het me geleerd.
- Wie heeft je Frans geleerd?
- Wie heeft u Frans geleerd?
- Wie heeft jullie Frans geleerd?
Tom heeft me leren lezen.
Tom heeft me leren zingen.
Tom leerde zijn kinderen Frans.
Hij leerde zijn zoon zwemmen.
Wie heeft je geleerd om te skaten?
en leerde me niet hoe ik mijn handen kon gebruiken.
Hij heeft me geleerd hoe dat woord wordt gespeld.
Tom was degene die me gitaar leerde spelen.
Ik heb mijn hond geleerd om mij 's morgens de krant te brengen.
Een buitenlander heeft me Engels geleerd.
Tom leerde zijn papegaai zeggen: "Help me! Ze hebben me in een papegaai veranderd!"
Het andere dat meneer Ross ons leerde, is dat stemmen ontzettend belangrijk is.
Je hebt me zo veel geleerd.
- Wie heeft je Duits geleerd?
- Wie heeft u Duits geleerd?
- Wie heeft jullie Duits geleerd?
Mijn hond heet Belysh. Deze zomer heb ik hem geleerd om pootje te geven. Iedere morgen sta ik vroeg op en geef hem te eten. Daarna gaan we een eindje wandelen. Hij beschermt me tegen andere honden. Wanneer ik fiets, rent hij naast me. Hij heeft een vriend, haar naam is Chernyshka. Hij vindt het leuk om met haar te spelen. Belysh is een hele vriendelijke en slimme hond.