Examples of using "ждала" in a sentence and their dutch translations:
- Zij zat te wachten.
- Zij wachtte.
- Zij was aan het wachten.
- Maria was aan het wachten.
- Maria wachtte.
- Maria zat te wachten.
Ze wachtte geduldig op hem.
Er wachtte hem een vreselijk lot.
Ze heeft uren op hem gewacht.
Zij wachtte.
Ik wachtte op een wonder.
Iedereen wachtte hetzelfde lot - de dood.
Ze wachtte een paar uur op hem.
- Ik verwachtte u.
- Ik was op u aan het wachten.
- Ik verwachtte jullie.
- Ik was op jullie aan het wachten.
- Ik wachtte.
- Ik heb gewacht.
Ik heb tien minuten lang gewacht.
Ik heb twee uur in de sneeuw gewacht op de bus.
Ik verwachtte u.
Kun je niet één keer op tijd komen? Ik wacht al een heel uur op je.