Examples of using "войти" in a sentence and their dutch translations:
Je kunt binnenkomen.
- Kan ik binnenkomen?
- Mag ik binnenkomen?
Mag ik binnenkomen?
- Kan ik binnenkomen?
- Mag ik binnenkomen?
Ik moet binnen.
- Kan ik binnenkomen?
- Mag ik binnenkomen?
Je kunt binnenkomen.
Neem me niet kwalijk, mag ik binnen komen?
Wie heeft haar binnengelaten?
Je mag nu binnenkomen.
Het is mij gelukt om binnen te komen.
- Je mag nu binnenkomen.
- Nu mag je binnenkomen.
Laat me binnen.
Waarom kom je niet binnen?
Wie heeft haar binnengelaten?
Tom kan niet binnenkomen.
Ik vroeg hen om binnen te komen.
Je mag niet binnenkomen.
Veeg uw voeten voor het binengaan.
Ik moet binnen.
- Wil je binnenkomen?
- Wens je binnen te komen?
Niemand kan daar naar binnen.
Laat ze binnen.
Laat hem binnen.
'De goden zullen me binnen uitnodigen, in de dood is er geen zuchten.
Je mag niet binnen omdat je nog minderjarig bent.
De deuren waren op slot en we konden op geen enkele manier binnenkomen.
Hij haalde diep adem voordat hij het kantoor van zijn chef binnenging.
Laat ze binnen.
Je mag nu binnenkomen.
Doe uw schoenen uit voor ge de kamer binnengaat.
Ik heb de sleutel van de kamer verloren en kan nu niet naar binnen.
- Ik ben de sleutel van de kamer kwijt en kan er niet in.
- Ik heb de sleutel van de kamer verloren en kan nu niet naar binnen.
Moeten we onze schoenen uitdoen voor we het huis binnengaan?