Examples of using "будет" in a sentence and their dutch translations:
Wie zal er zijn?
Dat wordt plezant.
Dit zal makkelijk zijn.
Alles komt goed.
Het zal geen pijn doen.
- Waar zal de vergadering plaatsvinden?
- Waar zal de vergadering zijn?
Morgen krijgen we regen.
Het gaat regenen.
Het wordt niet makkelijk.
- Het gaat bewolkt zijn.
- Het zal bewolkt zijn.
Zal er taart zijn?
Het zal gaan stortregenen.
Dat zal pijnlijk zijn.
Er zal bloed vloeien.
Gaat het regenen?
Gaat het morgen regenen?
Het zal koud zijn vannacht.
- Wat gaat het kosten?
- Hoeveel gaat het kosten?
Zal Jane zingen?
Waarschijnlijk gaat het morgen sneeuwen.
- Alles komt in orde.
- Alles komt goed.
- Morgen ben ik er niet.
- Morgen zal ik afwezig zijn.
Tom zal op je wachten.
Het ziet ernaar uit dat het vandaag gaat regenen.
Dat zal nooit gebeuren.
Dat is instabiel.
Dit wordt het vuur en de hitte...
Het wordt anders,
- Het gaat misschien regenen.
- Het kan gaan regenen.
Het zal ongetwijfeld gaan regenen.
Morgen is het Kerstmis.
- Wat gebeurt er dan?
- Wat gebeurt er vervolgens?
Alles zal perfect zijn.
We zullen zien wat er gaat gebeuren.
Morgen gaat het regenen.
Tom zal er zijn.
Ze zal jaloers zijn.
- Tom zal praten.
- Tom zal spreken.
Tom zal leven.
Wanneer is de bruiloft?
Tom zal huilen.
- Hij zal klaar zijn.
- Hij zal klaar staan.
Morgen wordt het koud.
Morgen gaat het sneeuwen.
De winter zal streng zijn.
Er zal een verrassing zijn.
Hoe zeg je "long"?
- Het is bijna lente.
- De lente komt eraan.
Gaat het morgen regenen?
Ik vrees dat het zal gaan regenen.
- Het gaat sneeuwen vandaag.
- Het gaat vandaag sneeuwen.
Tom zal dansen.
Laat er licht zijn!
- Het zal waarschijnlijk regenen.
- Waarschijnlijk regent het.
- De vergadering zal morgen plaatshebben.
- De vergadering zal morgen plaatsvinden.
Alles komt goed.
Het gaat vrij koud worden.
Hij gaat slapen.
Zij zal gemist worden.
Hij zal dansen.
Zij zal dansen.
Maria zal dansen.
Het zal zonder twijfel gaan regenen.
- Het zal Tom tegenvallen.
- Tom zal teleurgesteld zijn.
Tom zal luisteren.
Dat zal niet moeilijk zijn.
Er komt een sneeuwstorm.
Morgen wordt het heet.
De lucht zal blauw zijn.
Zal Jane zingen?
Dat zal pijnlijk zijn.
Het feest zal morgen plaatsvinden.
Het wordt koud vanavond.
Zal er zon zijn morgen?
Het gaat vandaag regenen.
Morgen krijgen we regen.
- Het gaat Mary tegenvallen.
- Mary zal teleurgesteld zijn.