Examples of using "Кем" in a sentence and their dutch translations:
Met wie ben je?
- Wat doe je van beroep?
- Wat doet u van beroep?
Met wie ben je gekomen?
Met wie was je aan het praten?
- Met wie heb je gesproken?
- Tegen wie had je het?
Met wie ben je aan het praten?
- Met wie spreek ik?
- Met wie praat ik?
Tegen wie heb je het?
Praat met iemand.
- Met wie woon je samen?
- Met wie woont u samen?
- Met wie woon je?
- Met wie woont u?
Met wie spreekt hij?
- Wat is jouw baan?
- Wat is uw baan?
- Wat is jullie baan?
- Wat is je beroep?
- Wat doe je van beroep?
- Wat is je beroep?
Met wie ben je?
Met wie heb ik de eer?
- Met wie praatte je zonet?
- Wie was dat waar je net mee praatte?
Wat wil je worden als je groot bent?
Met wie wil je praten?
Bent u hier met iemand?
- Met wie hebt u net gesproken?
- Met wie waren jullie net aan het praten?
Wat wil je worden?
Met wie spreekt hij?
Met wie ben je aan het lachen?
- Met wie ben je aan het praten?
- Tegen wie heb je het?
- Met wie heb je gesproken?
- Tegen wie had je het?
- Met wie ben je aan het praten?
- Tegen wie heb je het?
Met wie heb ik de eer?
- Met wie spreek ik?
- Met wie praat ik?
Met wie spreekt hij?
Wie was Mona Lisa?
Praat met iemand.
Wat wil je worden als je groot bent?
Met wie was je aan het telefoneren?
Je moet met iemand praten.
- Met wie ben je van plan Kerstmis door te brengen?
- Met wie bent u van plan Kerstmis door te brengen?
- Met wie zijn jullie van plan Kerstmis door te brengen?
Wat ben je aan het doen?
Ik moet met iemand praten.
Met wie was je aan het telefoneren?
Ze heeft niemand om mee te spreken.
Met wie spreek ik nu?
Met wie wil je praten?
Met wie heb ik het genoegen?
Bent u hier met iemand?
Wat doet u in Nederland?
Ik vraag me af met wie Tom aan het praten was.
Met wie heb ik de eer?
Met wie ga je Kerstmis doorbrengen?
Met wie wil je meereizen?
Jane is met iemand aan het praten.
Met wie wil je praten?
Met wie ga je Kerstmis doorbrengen?
Tom maakt met iemand ruzie.
Ik moet echt met iemand praten.
Ik vertelde Tom met wie hij moest praten.
Je kan naar iemand lachen,
Ik wil iemand om mee te praten.
Vandaag heeft Tom niemand om mee to spelen.
- Wat wilt ge worden als ge groot zijt?
- Wat wil je worden als je groot bent?
- Ik heb nood aan iemand om met te praten.
- Ik heb iemand nodig om mee te praten.
- Het had iedereen kunnen overkomen.
- Het had gelijk wie kunnen overkomen.
Ik had zin om met iemand te praten.
Ik date niet.
Het kan me niet schelen met wie Tom praat.
Wat doe je precies?
als je met iemand wou praten
Wat is je beroep?
Hij is een man die met niemand praat.
- Met wie praatte je zonet?
- Wie was dat waar je net mee praatte?
- Waar je mee omgaat, word je mee besmet.
- Wie met pek omgaat, wordt ermee besmet.
Zij zijn als twee handen op één buik.
Heb je vrienden in je klas?
- Tom, met wie ga je Kerstmis doorbrengen?
- Tom, met wie gaat u Kerstmis doorbrengen?
Ik denk dat je me met iemand anders hebt verward.
zoals wat ze eten, waar ze zijn en met wie.
Ik wil op een amfibisch dier lijken.
- Ik heb veel vrienden waarmee ik kan praten.
- Ik heb veel vrienden met wie ik kan praten.
- Met wie ben je aan het lachen?
- Wie ben je aan het uitlachen?
Hij is een man die met niemand praat.
Ik deed het zonder iemand om advies te vragen.
Wie was de man die op de heuvel werd gedood?
Hard werken maakte Jack tot wie hij is.
- Wie ik vandaag ben heb ik aan jou te danken.
- Wie ik vandaag ben heb ik aan u te danken.
- Wie ik nu ben, heb ik aan jullie te danken.
Tom wenste dat hij iemand had om tegen te praten.
Kom je alleen of neem je nog iemand mee?
Ga je nu bepalen met wie ik kan praten?
en hun allemaal een bedankbriefje stuur.
Als ik later groot ben, word ik piloot. En wat wil jij worden?