Examples of using "Somos" in a sentence and their dutch translations:
- Wij zijn vriendinnen.
- Wij zijn vrienden.
Wij zijn verlegen.
We zijn Australiërs.
Wij zijn verlegen.
Wij zijn mensen.
- We zijn journalisten.
- Wij zijn journalisten.
We zijn tweelingen.
- Wij zijn neven en nichten.
- Wij zijn neven.
Wij zijn broers.
We zijn gelukkig.
We zijn grijs.
- We zijn mannen.
- Wij zijn mannen.
We zijn buren.
Wij zijn Nederlands.
Wij zijn jong.
- We zijn studenten.
- We zijn leerlingen.
Wij zijn vrouwen.
Wij zijn vrienden.
Wij zijn dikke vrienden.
- Wij zijn goede vrienden.
- Wij zijn boezemvriendinnen.
We hebben gewoon geluk.
We zijn bijna als broers.
We zijn lui.
- Wij zijn rijk.
- We zijn rijk.
Wij zijn boezemvriendinnen.
We hebben veel geluk.
Wij zijn Arabieren.
We zijn leraren.
- We zijn studenten.
- We zijn leerlingen.
We zijn gelukkig.
We zijn jongens.
We zijn Australiërs.
We zijn georganiseerd.
Wij zijn arm.
We zijn rationeel.
Wij zijn rijk.
- Wij zijn tuiniers.
- Wij zijn tuinmannen.
Wij zijn advocaten.
We zijn dieven.
We zijn buren.
Zijn we gewoon vrienden?
Wij zijn goede vrienden.
Wij komen uit Frankrijk.
We zijn oude vrienden.
Wij komen uit Duitsland.
We komen uit Australië.
We zijn praktisch broers.
Daar zijn we tegen.
We zijn gek.
Wij zijn dikke vrienden.
We zijn winnaars.
Wij zijn de besten.
Wij zijn dokters.
- We zijn niet getrouwd.
- Wij zijn niet getrouwd.
We zijn een echtpaar.
- We zijn studenten.
- We zijn leerlingen.
We zijn een fort.
Wij zijn het volk.
Wij zijn dikke vrienden.
Wij zijn mensen.
Wij zijn landgenoten.
- Wij zijn Hongaars.
- Wij zijn Hongaren.
Wij zijn Canadezen.
We zijn realistisch.
Wij zijn vervangbaar.
We zijn eerlijk.
We zijn gevangenen.
- Wij zijn van hier.
- We komen hiervandaan.
Wie zijn wij?
We zijn ongelukkig.
Wij zijn vijanden.