Examples of using "Pedro" in a sentence and their dutch translations:
Slaapt Pedro nog?
Wie is Pedro?
Kan ik met Pedro spreken?
Heb je een broer, Pedro?
Dat is meneer Pedro.
Kan ik met Pedro spreken?
Peter improviseert graag op zijn gitaar.
Peter maakt altijd een olifant van een mug.
Het klikt goed tussen Maria en Peter.
Ik verwachte Peter, maar het was zijn broer die kwam.
Zij treden iedere week op in het Dom Pedro II-theater.
We hebben op school geleerd dat de Portugees Pedro Álvares Cabral Brazilië heeft ontdekt.