Examples of using "Guitarra" in a sentence and their dutch translations:
Spelen jullie gitaar?
Tom speelt gitaar.
"Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."
Wie heeft je die gitaar gegeven?
Wie speelt er gitaar?
Mijn vader speelt heel graag gitaar.
Peter improviseert graag op zijn gitaar.
Ken heeft een gitaar.