Examples of using "Juan" in a sentence and their dutch translations:
Jan is een leerling.
John erfde een groot fortuin.
Jan kan me niet helpen.
Ik weet dat Johan eerlijk is.
- Ik denk dat Juan Maria graag heeft.
- Ik denk dat Juan Mary graag mag.
Joe en ik hebben gisteren een leeuw gezien.
Ik denk dat Juan Mary graag mag.
Joe en ik hebben gisteren een leeuw gezien.