Examples of using "Dinamarca" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom uit Denemarken.
Hij keerde terug uit Denemarken.
Ik moet morgen naar Denemarken gaan.
IJsland behoorde vroeger toe aan Denemarken.
Kopenhagen is de hoofdstad van Denemarken.
Er zijn geen gele brievenbussen in Denemarken.
De brug tussen Denemarken en Zweden is bijna vijf mijl lang.
In 986 werden ze door de koning van Denemarken gerekruteerd om Jarl Hakon van Lade te onderwerpen.
site van het hof van koning Hrolf, dat nu het kleine dorpje Lejre in Denemarken is.
Het Kasteel van St. Olaf, in Finland, werd in 1475 gebouwd om de Unie van Kalmar (Zweden, Noorwegen en Denemarken) te beschermen tegen de groothertogdommen Novgorod en Moskou.