Examples of using "Americana" in a sentence and their dutch translations:
Ze is Amerikaanse.
Waar is de Amerikaanse ambassade?
- Lucy is een Amerikaan.
- Lucy is Amerikaans.
Hij studeert Amerikaanse geschiedenis.
Ik ontmoette een Amerikaans meisje.
Hij is een diplomaat bij de Amerikaanse ambassade.
Apple is een Amerikaans bedrijf.
- Een Amerikaan sprak me op het station aan.
- Op het station sprak een Amerikaan tegen me.
Tom is erg geïnteresseerd in Amerikaanse literatuur.
Europa wordt een Amerikaanse kolonie.
- Ben je Amerikaans?
- Bent u Amerikaans?
- Zijn jullie Amerikaans?
De kleuren van de Amerikaanse vlag zijn rood, wit en blauw.
Toen werd er gezegd: 'Er is geen staatsgreep in Amerika... ...omdat ze geen Amerikaanse ambassade hebben.'
De deelname van de Fransen aan de onafhankelijkheidsoorlog van de Verenigde Staten kostte de Franse schatkist twee miljard pond.