Translation of "Ubrania" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Ubrania" in a sentence and their dutch translations:

On kupuje ubrania.

Hij koopt kleding.

Sprzedaję ubrania przez internet.

Ik verkoop kleding via internet.

Skończyliśmy. Wkładam ubrania z powrotem.

We zijn klaar. De laagjes weer aan.

Większość pieniędzy wydaje na ubrania.

Ze geeft het grootste deel van haar geld uit aan kleren.

On zawsze nosi ciemne ubrania.

Hij draagt altijd donkere kleren.

Maria dużo wydaje na ubrania.

- Maria geeft veel geld uit voor kleren.
- Maria besteedt veel geld aan kleren.

Włożyłem moje ubrania do suszarki.

Ik heb mijn kleren in de wasdroger gestoken.

Tom wydaje na ubrania sporo pieniędzy.

Tom geeft veel geld uit aan kleren.

Czy kupowałeś ostatnio jakieś nowe ubrania?

- Heb je onlangs enige nieuwe kleding gekocht?
- Heb je onlangs nieuwe kleren gekocht?

Muszę użyć części ubrania, której utrata nie sprawi mi różnicy.

Ik wil een kledingstuk kiezen... ...dat ik wel kwijt kan.