Examples of using "Pieniędzy" in a sentence and their dutch translations:
We hebben geld nodig.
Ik wil geld.
Hij heeft veel geld.
Ik heb genoeg geld.
Ik heb geen geld.
Hoeveel geld heb je?
Ik heb geen geld.
We hebben het geld niet nodig.
Iedereen wil geld.
- Ik ben mijn geld vergeten.
- Ik vergat mijn geld.
Het ontbreekt ons aan geld.
Hij heeft geld nodig.
Ik heb wat geld.
Te veel geld?
Ik heb veel geld.
Ik zit krap bij kas.
Heb je wat geld?
- Hebt u geld nodig?
- Heeft u geld nodig?
We hebben geen geld.
Ik heb genoeg geld.
We hebben het geld nodig.
Alleen geld was schaars.
Ik wil graag geld wisselen.
Ik wil tijd in plaats van geld.
Ik heb niet veel geld.
Geld stelen is slecht.
Waarvoor hebt ge dat geld nodig?
Vergeet jouw geld niet.
Ze werkte uitsluitend voor het geld.
Hij had niet genoeg geld.
Ik moet geld gaan pinnen.
- Kan je me wat geld geven?
- Kan jij mij wat geld geven?
- Kan je mij wat geld geven?
Tom had geen geld.
Ik heb mijn vriend wat geld geleend.
- We hebben jouw geld niet nodig.
- We hebben je geld niet nodig.
- Hij heeft veel geld.
- Hij beschikt over veel geld.
Heb je geen geld?
Hoeveel geld heeft hij?
Ik heb nu geen geld nodig. Helemaal niet.
Het is verspild geld.
Ze geeft het grootste deel van haar geld uit aan kleren.
Maar ik heb geen geld.
We hebben geen extra geld.
- Ik heb geen geld bij.
- Ik heb geen geld bij me.
Het lijkt erop dat er geen geld meer is.
Ik heb meer geld dan Tom.
Heb je veel geld bij je?
- Kan je me wat geld geven?
- Kan jij mij wat geld geven?
- Kan je mij wat geld geven?
Mijn broer heeft geen geld.
Denk je dat het geld mij op de rug groeit?
Hij heeft een gat in zijn hand.
Waar heb je dit geld voor nodig?
Ik heb geen geld, maar ook geen vrienden.
Hij heeft weinig geld bij zich.
Zijn levensdoel is geld te sparen.
We hebben meer geld besteed dan verwacht.
Zelfs met al zijn geld is hij ongelukkig.
Ik weet niet of ik genoeg geld heb.
Hij heeft echt heel dringend het geld nodig.
Ik heb geen geld, maar ik heb dromen.
Heb je veel geld bij je?
Hij heeft veel geld op de bank.
Simina geeft veel geld uit aan sigaretten.
Tom geeft veel geld uit aan kleren.
Ik heb tijd noch geld.
Tom vroeg Mary hoeveel geld ze had.
Het probleem is dat ons het geld ontbreekt.
Hij spaart elke maand geld.
Een groep tieners heeft me van mijn geld beroofd.
Ik heb niet zo veel geld als ge denkt.
We zouden een appeltje tegen de dorst moeten bewaren.
Hij heeft genoeg geld om het te kopen.
Hij heeft veel meer geld dan ik.
Ik heb geen geld om een woordenboek te kopen.
Tom had wat geld nodig om iets voor Mary te kopen.
Reken uit hoeveel geld we volgend jaar nodig hebben.
Hij was arm, maar hij leende geen geld van anderen.
Ze is van mening dat alles een kwestie van geld is.
Nederland is echter niet het land die het meeste geld ontvangt.